Woensdagcatechese 13 augustus 2025
Algemene audiëntie paus Leo XIV

Op woensdag 18 december 2024 is paus Franciscus begonnen aan een cyclus van woensdagcatecheses over het Jubeljaar 2025. Paus Leo XIV zet de catechesecyclus voort vanaf woensdag 21 mei 2025.
Deze catecheses zijn in diverse talen beschikbaar op de website van het Vaticaan maar hieronder plaatsen we de link naar de Engelse tekst en voor uw gemak ook een AI vertaling naar het Nederlands. (deze AI vertaling kan onregelmatigheden bevatten)
Paus Leo XIV
Algemene Audiëntie
Woensdag 13 augustus 2025
Catechesecyclus
Jubileum 2025. Jezus Christus, onze hoop
III. De Passie van Jezus 2
Het verraad
“Toch niet ik?” (Mc 14:19)
Beste broeders en zusters
Laten we onze reis voortzetten in de school van het Evangelie, terwijl we Jezus’ voetstappen volgen in de laatste dagen van zijn leven. Vandaag blijven we stilstaan bij een intieme, dramatische, maar ook diep waarachtige scène: het moment waarop Jezus tijdens het Paasmaal onthult dat een van de Twaalf hem zal verraden: “Voorwaar, Ik zeg u: een van u zal Mij verraden, iemand die met Mij eet” (Mk 14,18).
Krachtige woorden. Jezus spreekt ze niet uit om te veroordelen, maar om te tonen hoe liefde, wanneer ze waarachtig is, niet zonder waarheid kan. De bovenzaal, waar kort tevoren alles zorgvuldig was voorbereid, vult zich plotseling met een pijnlijke stilte, vol vragen, verdenkingen en kwetsbaarheid. Het is een pijn die wij ook goed kennen, wanneer de schaduw van verraad over de innigste relaties valt.
En toch is de manier waarop Jezus spreekt over wat komen gaat verrassend. Hij verheft zijn stem niet, wijst geen vinger, noemt Judas’ naam niet. Hij spreekt zodanig dat ieder zichzelf de vraag kan stellen. En dat is precies wat gebeurt. De heilige Marcus vertelt ons: “Zij begonnen bedroefd te raken en een voor een te vragen: ‘Toch niet ik?’” (Mk 14,19).
Beste vrienden, deze vraag - “Toch niet ik?” - behoort misschien tot de oprechtste die we onszelf kunnen stellen. Het is niet de vraag van de onschuldige, maar van de leerling die zichzelf kwetsbaar ontdekt. Het is niet de schreeuw van de schuldige, maar het gefluister van degene die, hoewel hij liefhebben wil, beseft schade te kunnen aanrichten. Juist in dit besef begint de weg van de redding.
Jezus ontmaskert niet om te vernederen. Hij spreekt de waarheid omdat Hij wil redden. En om gered te worden, is het nodig te voelen: te voelen dat men erbij betrokken is, te voelen dat men ondanks alles geliefd is, te voelen dat het kwaad reëel is maar niet het laatste woord heeft. Alleen wie de waarheid van een diepe liefde heeft gekend, kan ook de wond van verraad aanvaarden.
De reactie van de leerlingen is geen woede, maar verdriet. Ze zijn niet verontwaardigd, ze zijn bedroefd. Het is een pijn die voortkomt uit de reële mogelijkheid zelf betrokken te zijn. En juist dit verdriet, als het oprecht wordt aanvaard, wordt een plek van bekering. Het Evangelie leert ons niet het kwaad te ontkennen, maar het te herkennen als een pijnlijke kans op wedergeboorte.
Jezus voegt er dan een zin aan toe die ons verontrust en aan het denken zet: “Maar wee die mens door wie de Mensenzoon wordt verraden. Het zou beter voor hem zijn als hij niet geboren was” (Mk 14,21). Het zijn harde woorden, zeker, maar ze moeten goed begrepen worden: het is geen vloek, maar veeleer een kreet van pijn. In het Grieks klinkt dat “wee” als een klaagzang, een “ach”, een uitroep van oprechte en diepe mededogen.
Wij zijn gewend te oordelen. God daarentegen aanvaardt het lijden. Wanneer Hij het kwaad ziet, wreekt Hij het niet, maar treurt Hij. En dat “beter als hij niet geboren was” is geen vooraf opgelegde veroordeling, maar een waarheid die ieder van ons kan herkennen: als we de liefde ontkennen die ons heeft voortgebracht, als we door verraad ontrouw worden aan onszelf, dan verliezen we werkelijk de zin van ons bestaan in de wereld, en sluiten we onszelf uit van de redding.
En toch, juist daar, op het donkerste punt, dooft het licht niet uit. Integendeel, het begint te schijnen. Want als we onze grens erkennen, als we ons laten raken door de pijn van Christus, dan kunnen we eindelijk opnieuw geboren worden. Het geloof spaart ons niet voor de mogelijkheid van zonde, maar biedt altijd een uitweg: die van de barmhartigheid.
Jezus schrikt niet van onze kwetsbaarheid. Hij weet goed dat geen vriendschap immuun is voor het risico van verraad. Maar Jezus blijft vertrouwen. Hij blijft aan tafel met zijn volgelingen. Hij geeft het breken van het brood niet op, zelfs niet voor wie hem zal verraden. Dit is de stille kracht van God: Hij verlaat nooit de tafel van de liefde, zelfs niet wanneer Hij weet alleen gelaten te worden.
Beste broeders en zusters, ook wij kunnen onszelf vandaag oprecht afvragen: “Toch niet ik?”. Niet om ons beschuldigd te voelen, maar om ruimte te scheppen voor waarheid in ons hart. De redding begint hier: met het besef dat wij degenen kunnen zijn die het vertrouwen in God breken, maar ook degenen die het verzamelen, beschermen en vernieuwen.
Uiteindelijk is dit hoop: weten dat zelfs als wij falen, God ons nooit in de steek laat. Zelfs als wij Hem verraden, stopt Hij nooit met ons lief te hebben. En als we ons laten raken door deze liefde - nederig, gewond, maar altijd trouw - dan kunnen we werkelijk herboren worden. En kunnen we beginnen te leven niet langer als verraders, maar als kinderen die altijd geliefd zijn.