Woensdagcatechese 25 juni 2025
Algemene audiëntie paus Leo XIV

Op woensdag 18 december 2024 is paus Franciscus begonnen aan een cyclus van woensdagcatecheses over het Jubeljaar 2025. Paus Leo XIV zet de catechesecyclus voort vanaf woensdag 21 mei 2025.
Deze catecheses zijn in diverse talen beschikbaar op de website van het Vaticaan maar hieronder plaatsen we de link naar de Engelse tekst en voor uw gemak ook een AI vertaling naar het Nederlands. (deze AI vertaling kan onregelmatigheden bevatten)
Paus Leo XIV
Algemene Audiëntie
Woensdag 25 juni 2025
Catechesecyclus
Jubileum 2025. Jezus Christus, onze hoop
II. Het leven van Jezus
De genezingen
11 De bloedvloeiende vrouw en de dochter van Jaïrus
“Wees niet bang, maar blijf geloven!” - Mc 5:36
Beste broeders en zusters
Vandaag zullen we opnieuw de genezingen van Jezus beschouwen als een teken van hoop. In Hem is een kracht die ook wij kunnen ervaren wanneer we een relatie met Zijn Persoon aangaan.
Een veelvoorkomende kwaal van onze tijd is de vermoeidheid van het leven: de realiteit lijkt ons te complex, zwaar, moeilijk om aan te pakken. En dus schakelen we uit, vallen we in slaap, in de waan dat bij het ontwaken de dingen anders zullen zijn. Maar de realiteit moet worden geconfronteerd, en samen met Jezus kunnen we dat goed doen. Soms voelen we ons geblokkeerd door het oordeel van hen die anderen etiketten opplakken.
Het lijkt mij dat deze situaties een antwoord vinden in een passage uit het Evangelie van Marcus, waar twee verhalen elkaar verweven: dat van het twaalfjarige meisje, dat ziek op bed ligt en stervende is; en dat van een vrouw die al precies twaalf jaar bloedt en Jezus opzoekt om genezen te worden (vgl. Mc 5:21-43).
Tussen deze twee vrouwelijke figuren plaatst de evangelist de vader van het meisje: hij blijft niet thuis klagen over de ziekte van zijn dochter, maar gaat naar buiten en vraagt om hulp. Hoewel hij een functionaris van de synagoge is, stelt hij geen eisen op grond van zijn sociale positie. Wanneer hij moet wachten, verliest hij zijn geduld niet en wacht. En wanneer ze hem komen vertellen dat zijn dochter dood is en het zinloos is de Meester te storen, blijft hij geloven en hopen.
Het gesprek tussen deze vader en Jezus wordt onderbroken door de bloedvloeiende vrouw, die erin slaagt dicht bij Jezus te komen en zijn mantel aan te raken (v. 27). Deze vrouw nam met grote moed de beslissing die haar leven zou veranderen: iedereen bleef haar vertellen dat ze afstand moest houden, uit het zicht moest blijven. Ze hadden haar veroordeeld tot een verborgen en geïsoleerd bestaan. Soms kunnen ook wij slachtoffer zijn van het oordeel van anderen, die ons een mantel aantrekken die niet de onze is. En dan lijden we en kunnen we er niet uitkomen.
Die vrouw begint aan de weg van redding wanneer het geloof dat Jezus haar kan genezen ontkiemt: zo vindt ze de kracht om naar buiten te treden en Hem te zoeken. Ze wil haar hand uitstrekken en op zijn minst zijn kleed aanraken.
Rond Jezus is een grote menigte, en daarom raakten velen Hem aan, en toch gebeurt er niets met hen. Maar wanneer deze vrouw Jezus aanraakt, wordt ze genezen. Waar ligt het verschil? In zijn commentaar op dit punt van de tekst zegt de heilige Augustinus - in Jezus’ naam - “De menigte dringt, het geloof raakt” (Preek 243, 2, 2). Zo is het: elke keer dat we een daad van geloof richten op Jezus, wordt contact met Hem tot stand gebracht, en onmiddellijk stroomt Zijn genade uit Hem. Soms zijn we ons daar niet van bewust, maar op een geheime en reële manier bereikt de genade ons en verandert geleidelijk ons leven van binnenuit.
Misschien benaderen ook vandaag veel mensen Jezus op een oppervlakkige manier, zonder echt te geloven in Zijn kracht. We lopen over de oppervlakten van onze kerken, maar misschien is ons hart elders! Deze vrouw, stil en anoniem, overwint haar angsten, raakt het hart van Jezus met haar handen, die onrein worden geacht vanwege haar ziekte. En ze wordt onmiddellijk genezen. Jezus zegt tegen haar: “Dochter, je geloof heeft je gered. Ga in vrede” (Mc 5:34).
Ondertussen ontvangt de vader het nieuws dat zijn dochter dood is. Jezus zegt tegen hem: “Wees niet bang, heb alleen geloof” (v. 36). Hij gaat dan naar het huis en, ziende dat iedereen huilt en weeklaagt, zegt: “Het kind is niet dood, maar slaapt” (v. 39). Hij gaat de kamer binnen waar het kind ligt, neemt haar hand en zegt tegen haar: “Talita koem”, “Meisje, sta op!”. Het meisje staat op en begint te lopen (vgl. vv. 41-42). Jezus’ daad toont ons dat Hij niet alleen geneest van elke ziekte, maar ook opwekt uit de dood. Voor God, die eeuwig Leven is, is de dood van het lichaam als slaap. De ware dood is die van de ziel: daar moeten we bang voor zijn!
Een laatste detail: Jezus, na het kind te hebben opgewekt, zegt tegen de ouders om haar iets te eten te geven (vgl. v. 43). Hier is nog een zeer concreet teken van Jezus’ nabijheid tot onze menselijkheid. Maar we kunnen het ook in een diepere zin begrijpen en ons afvragen: wanneer onze kinderen in crisis zijn en geestelijke voeding nodig hebben, weten we dan hoe we die moeten geven? En hoe kunnen we dat, als we zelf niet gevoed worden door het Evangelie?
Beste broeders en zusters, in het leven zijn er momenten van teleurstelling en ontmoediging, en er is ook de ervaring van de dood. Laten we leren van die vrouw, van die vader: laten we naar Jezus gaan: Hij kan ons genezen, Hij kan ons opwekken. Jezus is onze hoop!