Bisdom Haarlem-Amsterdam











    Uitvaart van een priester

    Bij­zon­dere indruk maakt een ritueel aan het einde van de uit­vaart van een pries­ter. Vanouds wordt in heel wat streken in Vlaan­de­ren op het einde van een uit­vaart van een pries­ter een wassen kelkje in een speciaal voor­ziene ruimte in de kist geplaatst. Het ritueel schijnt te stammen uit de Gentse Sint-Baafs­ab­dij, dus zeker voor 1540.

    Op plaatsen waar men nog Latijn kan zingen, wordt bij dat ritueel ook de hymne ‘Clementissime’, gezon­gen waarin Gods mild­heid voor de over­le­de­ne wordt afgesmeekt. De vertaling van die hymne luidt: “Goeder­tieren Heer, die omwille van onze ellende door godde­loze han­den de dood hebt aanvaard, houd mijn ziel uit de poel der hel en uit de klauwen van de duivel. Vergeef en vergeet mijn zon­den. Mogen de engelen mij naar het heilig Licht brengen”.

    Dat mooie ritueel wordt helemaal toe­ge­licht en bij elke pries­terbegrafenis valt op hoe aan­dach­tig de mensen in de kerk dan zijn. Het ritueel verloopt als volgt. De cele­brant giet in een klein wassen kelkje wijn en water. Hij breekt dan een grote hostie in vier stukken en legt die vier stukken in de kelk. Er is ook een kleine wassen pateen waarop drie lonten, drie kaarsjes zitten. Die wor­den aangestoken. De cele­brant keert die pateen met die bran­dende lonten om en dekt met die pateen het kelkje af. Het kelkje met inhoud wordt dan in de voor­ziene ruimte in de kist gezet en af­ge­slo­ten.

    Daarna wordt nog de tekst voor­ge­le­zen: “De bete­ke­nis van deze ritus is dui­de­lijk: de over­le­de­ne was niet alleen in deze wereld pries­ter, hij is en blijft pries­ter in eeuwig­heid. Tevens herinnert deze ceremonie aan de bij­zon­dere waar­dig­heid van het ambte­lijk pries­ter­schap: het is door de woor­den die de pries­ter over brood en wijn uitspreekt dat de Heer in de chris­te­lijke ge­meen­schap aanwe­zig komt”.

    Dit ritueel ver­wijst zeker ook naar ons geloof dat men niet alleen pries­ter is zolang men een benoe­ming heeft maar voor altijd. Ik denk dan spon­taan aan wat we lezen in Psalm 110 vers 4: “De Heer heeft een eed gezworen en Hij zal er geen spijt van krijgen: ‘Zoals Melchisedek bent U pries­ter voor altijd”. Deze zin vin­den we ook terug in het vijfde hoofd­stuk van de Hebreeënbrief.

    Het pries­ter­schap geeft (zoals doopsel en vormsel) “een onuitwis­baar merkteken op onze ziel”. Eens gedoopt, gevormd en pries­ter gewijd, blijf je dat altijd. God blijft trouw aan Zijn verbond met ons. Uit sacra­menteel oog­punt bestaan ontdopen, ont­vor­men of ontwij­den niet. Ook al wil een gelo­vi­ge niets meer met het Doopsel, Vormsel of Pries­ter­schap te maken hebben, je blijft het wel. God blijft aan ons trouw, al is er van onze kant geen trouw meer en God blijft van Zijn gedoopte kin­de­ren hou­den, ook al is er geen weder­liefde.

    Zoals zo mooi staat in de tweede brief aan Timotëus, hoofd­stuk 2 verzen 11-13: “Want als wij met Hem gestorven zijn, zullen wij met Hem leven. Als wij volhar­den, zullen wij met Hem heersen. Als wij Hem verloochenen, zal Hij ons verloochenen. Als wij ontrouw zijn, blijft Hij trouw; zich­zelf verloochenen kan Hij niet”.

    Deze katholieke woordenlijst is nog in ontwikkeling.
    Aan de beschrijvingen wordt nog geschaafd.
    © Copyright 2025 Bisdom Haarlem-Amsterdam




    Bisdom Haarlem - Amsterdam • Postbus 1053 • 2001 BB  Haarlem • (023) 511 26 00 • info@bisdomhaarlem-amsterdam.nlDisclaimerDeze website is gerealiseerd door iMoose