Paasplicht
De paasplicht is een term uit de Rooms-Katholieke Kerk en verwijst naar de verplichting voor gelovigen om tijdens de paastijd (de periode rond Pasen) minstens één keer de Heilige Communie te ontvangen, oftewel ter communie te gaan. Deze verplichting is vastgelegd in het kerkelijk wetboek, specifiek in canon 920 van het Codex Iuris Canonici (Wetboek van Canoniek Recht).
Details
- Tijdstip: De paasplicht geldt officieel in de paastijd, die loopt van Aswoensdag (begin van de Veertigdagentijd) tot Drievuldigheidszondag (de zondag na Pinksteren). In de praktijk wordt vaak verwacht dat gelovigen dit doen tussen Palmzondag en Pinksteren, met Pasen zelf als centraal moment.
- Voorwaarde: Om de communie te ontvangen, moeten gelovigen in staat van genade zijn, wat betekent dat ze eerst hun zonden moeten biechten als ze zich bewust zijn van ernstige (dood)zonden. Dit maakt de biecht vaak een onderdeel van de voorbereiding op de paasplicht.
- Minimumverplichting: Het is een minimumvoorschrift; de Kerk moedigt gelovigen aan om vaker de communie te ontvangen, idealiter bij elke mis die ze bijwonen.
Historische achtergrond
De paasplicht werd ingesteld door het Vierde Lateraans Concilie in 1215, toen de Kerk merkte dat veel gelovigen zelden of nooit deelnamen aan de sacramenten. Om de spirituele band met Christus en de Kerk te versterken, werd deze regel ingevoerd, samen met de verplichting om minstens één keer per jaar te biechten.
Praktische betekenis vandaag
Tegenwoordig wordt de paasplicht minder streng benadrukt in veel parochies, maar het blijft een formele regel. Het is vooral een oproep om tijdens de paastijd, waarin de verrijzenis van Jezus centraal staat, deel te nemen aan het sacrament van de Eucharistie en zo het geloof te vernieuwen.
Deze katholieke woordenlijst is nog in ontwikkeling.
Aan de beschrijvingen wordt nog geschaafd.
© Copyright 2025 Bisdom Haarlem-Amsterdam