Magisterium
‘Magisterium’ verwijst naar het leergezag of de leerstellige autoriteit van de kerk. Het is de taak en het gezag van de kerk, in het bijzonder van de paus en de bisschoppen in gemeenschap met hem, om de leer van het geloof te bewaren, te interpreteren en te onderwijzen. Het magisterium zorgt ervoor dat de gelovigen de waarheid van de openbaring (zoals vastgelegd in de Heilige Schrift en de Traditie) correct begrijpen en toepassen.
Definitie en oorsprong
- Betekenis: Het woord "magisterium" komt van het Latijnse magister, wat "leraar" betekent. Het magisterium is dus de "lerende kerk" (Ecclesia docens), in tegenstelling tot de "luisterende kerk" (Ecclesia discens), de gelovigen die de leer ontvangen.
- Theologische basis: Het magisterium is geworteld in de overtuiging dat Jezus Christus de apostelen, en in het bijzonder Petrus, de autoriteit gaf om te onderwijzen en te leiden (zie Matteüs 16:18-19 en Matteüs 28:18-20). Deze autoriteit is doorgegeven via de apostolische successie aan de bisschoppen en de paus.
Onderdelen
- De paus: Als opvolger van Petrus heeft hij het hoogste leergezag. Hij kan in bepaalde gevallen onfeilbaar spreken (ex cathedra).
- De bisschoppen: In eenheid met de paus, vooral tijdens oecumenische concilies (zoals het Concilie van Trente of Vaticanum II), delen zij in dit gezag.
Deze katholieke woordenlijst is nog in ontwikkeling.
Aan de beschrijvingen wordt nog geschaafd.
© Copyright 2025 Bisdom Haarlem-Amsterdam