Lekenkardinaal
Het concept ‘lekenkardinaal’ heeft bestaan in de Rooms-Katholieke Kerk, maar het is tegenwoordig niet meer in gebruik. Een lekenkardinaal was een leek - dus iemand die geen priesterwijding had ontvangen - die door de paus tot kardinaal werd benoemd. Dit kwam vooral voor in de vroege eeuwen van de Kerk en tijdens de Middeleeuwen, toen het kardinalaat nog niet strikt was voorbehouden aan gewijde geestelijken.
Tot aan de 12e eeuw waren de kardinalen vaak verbonden aan specifieke kerken in Rome (kardinaal-priesters) of voorsteden (kardinaal-diakens), en hun rol was meer administratief of adviserend dan strikt priesterlijk. In die tijd konden prominente leken, zoals edelen of invloedrijke figuren, worden benoemd om politieke of symbolische redenen. Een bekend voorbeeld is Teodolfo Mertel, die in 1858 door paus Pius IX tot kardinaal-diaken werd gemaakt. Hij was een jurist en bleef leek, omdat hij nooit de priesterwijding ontving. Na het Concilie van Trente (1545-1563) en zeker na de codificatie van het kerkelijk recht in 1917 werd het gebruikelijk dat kardinalen eerst tot priester en bisschop gewijd werden.
Paus Johannes Paulus II bepaalde in 1983 definitief dat alle kardinalen bisschoppen moeten zijn, waarmee de mogelijkheid van lekenkardinalen officieel eindigde. Nu is het kardinalaat exclusief voor gewijde clerici, vaak met een theologische of pastorale achtergrond.
Deze katholieke woordenlijst is nog in ontwikkeling.
Aan de beschrijvingen wordt nog geschaafd.
© Copyright 2025 Bisdom Haarlem-Amsterdam