







|
|
|

Leek
In de Katholieke Kerk verwijst de term leek (Latijn: laïcus) naar een gedoopte gelovige die geen wijding heeft ontvangen (dus geen bisschop, priester of diaken is). Leek komt van het Griekse laikos, wat "behorende tot het volk" betekent.
Deel van het volk van God
- Leken vormen het grootste deel van de Kerk en zijn geroepen om hun geloof in het dagelijks leven te beleven.
Geen wijding, maar wel een roeping
- Leken ontvangen geen sacrament van de wijding, maar hebben een eigen missie binnen de Kerk en de samenleving.
Taken en verantwoordelijkheden
- Evangelisatie: Getuigen van het geloof in hun gezin, werk en samenleving.
- Catechese: Het onderwijzen van het geloof aan anderen, bijvoorbeeld als catecheet.
- Liturgische taken: Leken kunnen lector zijn, communie uitdelen of voorgaan in gebeden.
- Diaconale en sociale werken: Zich inzetten voor armen, zieken en anderen die hulp nodig hebben.
Verschil met geestelijken en religieuzen
- Geestelijken: Bisschoppen, priesters en diakens, die door wijding een aparte rol in de Kerk hebben.
- Religieuzen: Broeders en zusters (zoals monniken en nonnen), die vaak geloften van armoede, gehoorzaamheid en kuisheid afleggen.
Organisaties van leken
- Parochieraden en diocesane raden - Leken helpen mee in het bestuur van de Kerk.
- Lekenbewegingen - Zoals de Franciscaanse Lekenorde, Opus Dei en de Focolarebeweging, waarin leken actief hun geloof beleven.
Deze katholieke woordenlijst is nog in ontwikkeling. Aan de beschrijvingen wordt nog geschaafd. © Copyright 2025 Bisdom Haarlem-Amsterdam
|
|