Clerus

De clerus ver­wijst naar de gees­te­lijk­heid binnen de katho­lieke kerk, oftewel de gees­te­lij­ken die gewijd zijn om reli­gi­euze diensten te ver­rich­ten en het sacra­ment van de wij­ding te ont­van­gen. Het woord komt van het Griekse kleros, wat "deel" of "erf­deel" betekent, en ver­wijst naar het "erf­deel" van degenen die gewijd zijn aan de dienst van God.

De clerus wordt meestal ver­deeld in ver­schil­lende orden of rangordes:

1. Diaken - De laagste wij­dingsgraad in de katho­lieke kerk. Diakens helpen bij de vie­ring van de li­tur­gie en kunnen bepaalde sacra­menten bedienen, zoals het doopsel en het huwe­lijk.

2. Pries­ter - Pries­ters zijn gewijd om de Eucha­ris­tie te vieren, de biecht af te nemen, en andere sacra­menten te bedienen.

3. Bis­schop - Bis­schop­pen hebben de hoogste rang binnen de clerus en zijn verant­woor­de­lijk voor het toe­zicht op een diocees (ker­ke­lijke regio). Zij wij­den nieuwe pries­ters en diakens en dragen de verant­woor­de­lijk­heid voor het ge­loofs­le­ven in hun regio.

In som­mi­ge gevallen wordt de term clerus ook gebruikt om te ver­wij­zen naar de totale ge­meen­schap van gewijde mannen en vrouwen, waar­on­der zowel de reguliere gees­te­lijk­heid (zoals monniken en nonnen) als de seculiere gees­te­lijk­heid (zoals pa­ro­chie­pries­ters).

Deze katholieke woordenlijst is nog in ontwikkeling.
Aan de beschrijvingen wordt nog geschaafd.
© Copyright 2025 Bisdom Haarlem-Amsterdam