Cisterciënzers en Cisterciënzerinnen
Cisterciënzers en Cisterciënzerinnen zijn monniken en monialen die behoren tot de Orde van Cîteaux (Ordo Cisterciensis, OCist). Deze katholieke kloosterorde werd in 1098 gesticht in Cîteaux (Frankrijk) door Robert van Molesme, als een hervorming van de Benedictijnse orde, met nadruk op armoede, eenvoud en arbeid.
Cisterciënzers (OCist & OCSO)
-
Mannelijke monniken die volgens de Regel van Benedictus leven.
-
Draag een wit habijt met een zwarte scapulier, wat hen de bijnaam "witte monniken" gaf.
-
Hun leven draait om gebed, stilte, arbeid en gemeenschap.
-
Twee takken:
-
Orde van de Cisterciënzers (OCist) → de oorspronkelijke orde.
-
Cisterciënzers van de Strikte Observantie (OCSO) → beter bekend als de Trappisten, met een nog strengere leefwijze.
Cisterciënzerinnen
-
Vrouwelijke tak van de orde, ontstaan in de 12e eeuw.
-
Leven volgens dezelfde spirituele principes als de monniken: soberheid, gebed en arbeid.
-
Draag een wit habijt met een zwarte sluier (voor geprofeste zusters).
-
Ook hier zijn er Trappistinnen (OCSO), die een striktere vorm van het monastieke leven volgen.
Kernwaarden
-
"Ora et Labora" (Bid en werk).
-
Eenvoud en armoede → geen overbodige luxe in kloosters of kerken.
-
Zelfvoorzienend → bekend om landbouw, abdijproducten (kaas, bier, honing, etc.).
-
Grote stilte en contemplatie → met name bij de Trappisten.
Ze hebben wereldwijd invloed gehad op monastieke spiritualiteit, architectuur en landbouw en leven nog steeds in abdijen verspreid over de hele wereld.
Deze katholieke woordenlijst is nog in ontwikkeling.
Aan de beschrijvingen wordt nog geschaafd.
© Copyright 2025 Bisdom Haarlem-Amsterdam