







|
|
|

Berouw
Berouw (contritio cordis) betekent een diepgevoelde spijt over begane zonden, gepaard met de vaste wil om ze niet meer te herhalen. Het is een essentieel element van de biecht en de vergeving van zonden.
Kenmerken van oprecht berouw
- Innerlijke spijt → Niet alleen uit angst voor straf, maar omdat de zonde een breuk veroorzaakt met God en anderen.
- Vast voornemen tot beterschap → De intentie om te veranderen en zonde te vermijden.
- Kan voortkomen uit liefde of vrees:
- Volmaakt berouw (contritio cordis) → Komt voort uit liefde tot God, omdat men Hem niet wil kwetsen.
- Onvolmaakt berouw (attritio cordis) → Voortkomend uit angst voor straf of de gevolgen van de zonde. Dit is ook geldig in de biecht, mits er de intentie is om zich te bekeren.
Berouw in de biecht
-
Berouw is een voorwaarde voor geldige absolutie.
-
De priester kan alleen vergeving geven als de biechteling echt spijt heeft en de intentie heeft zijn leven te beteren.
-
Vaak wordt de Akte van berouw (Actus Contritionis) uitgesproken:
"Mijn God, ik heb spijt over mijn zonden, omdat ik Uw straf vrees, maar vooral omdat ik U, mijn goede en liefhebbende God, heb beledigd. Ik neem mij voor om met Uw hulp niet meer te zondigen en het kwade te vermijden. Amen."
Deze katholieke woordenlijst is nog in ontwikkeling. Aan de beschrijvingen wordt nog geschaafd. © Copyright 2025 Bisdom Haarlem-Amsterdam
|
|