Woensdagcatechese 20 augustus 2025
Algemene audiëntie paus Leo XIV

Op woensdag 18 december 2024 is paus Franciscus begonnen aan een cyclus van woensdagcatecheses over het Jubeljaar 2025. Paus Leo XIV zet de catechesecyclus voort vanaf woensdag 21 mei 2025.
Deze catecheses zijn in diverse talen beschikbaar op de website van het Vaticaan maar hieronder plaatsen we de link naar de Engelse tekst en voor uw gemak ook een AI vertaling naar het Nederlands. (deze AI vertaling kan onregelmatigheden bevatten)
Paus Leo XIV
Algemene Audiëntie
Woensdag 20 augustus 2025
Catechesecyclus
Jubileum 2025. Jezus Christus, onze hoop
III. De Passie van Jezus 3
Vergeving
“Hij had hen lief tot het einde” (Joh 13:2)
Beste broeders en zusters
Vandaag zullen we kijken naar een van de meest opvallende en lichtende gebaren in het Evangelie: het moment waarop Jezus, tijdens het laatste avondmaal, een stuk brood aanbiedt aan degene die Hem op het punt staat te verraden. Het is niet alleen een gebaar van delen: het is veel meer; het is de laatste poging van de liefde om niet op te geven.
De heilige Johannes, met zijn diepe spirituele gevoeligheid, vertelt ons over dit moment als volgt: [Tijdens het avondmaal, toen] “de duivel Judas, de zoon van Simon Iskariot, al in het hart had gegeven Hem uit te leveren... Jezus wist dat zijn uur gekomen was om uit deze wereld over te gaan... Hij had hen lief tot het einde” (Joh 13:1-2). Liefhebben tot het einde: hier ligt de sleutel om het hart van Christus te begrijpen. Een liefde die niet ophoudt bij afwijzing, teleurstelling, zelfs ondankbaarheid.
Jezus kent de tijd, maar Hij onderwerpt zich er niet aan: Hij kiest hem. Hij is het die het moment herkent waarop zijn liefde door de pijnlijkste wond moet gaan, die van het verraad. En in plaats van zich terug te trekken, te beschuldigen, zich te verdedigen... blijft Hij liefhebben: Hij wast de voeten, doopt het brood en biedt het aan.
“Het is degene aan wie Ik het in de schaal gedoopte broodstuk geef” (Joh 13:26). Met dit eenvoudige en nederige gebaar draagt Jezus zijn liefde vooruit en tot in de diepte, niet omdat Hij negeert wat er gebeurt, maar juist omdat Hij het duidelijk ziet. Hij heeft begrepen dat de vrijheid van de ander, zelfs wanneer die verloren raakt in het kwaad, nog steeds bereikt kan worden door het licht van een zachtmoedig gebaar, omdat Hij weet dat echte vergeving niet wacht op berouw, maar zich eerst aanbiedt, als een vrije gave, zelfs voordat ze wordt aanvaard.
Judas begrijpt het helaas niet. Na het broodstuk - zegt het Evangelie - “voerde de satan hem binnen” (v. 27). Dit vers slaat ons: alsof het kwaad, dat tot dan toe verborgen was, zich manifesteerde nadat de liefde haar meest weerloze gezicht had getoond. En juist daarom, broeders en zusters, is dat broodstuk onze redding: omdat het ons vertelt dat God alles doet - absoluut alles - om ons te bereiken, zelfs in het uur waarin we Hem afwijzen.
Het is hier dat de vergeving al haar kracht openbaart en het ware gezicht van de hoop manifesteert. Het is geen vergeten; het is geen zwakte. Het is het vermogen om de ander vrij te laten, terwijl men hem liefheeft tot het einde. De liefde van Jezus ontkent de waarheid van de pijn niet, maar laat niet toe dat het kwaad het laatste woord heeft. Dit is het mysterie dat Jezus voor ons volbrengt, waaraan ook wij soms geroepen zijn deel te nemen.
Hoeveel relaties zijn verbroken, hoeveel verhalen raken ingewikkeld, hoeveel onuitgesproken woorden blijven hangen. En toch toont het Evangelie ons dat er altijd een manier is om te blijven liefhebben, zelfs wanneer alles onherstelbaar gecompromitteerd lijkt. Vergeven betekent niet het kwaad ontkennen, maar voorkomen dat het verder kwaad voortbrengt. Het is niet zeggen dat er niets gebeurd is, maar alles doen wat mogelijk is om ervoor te zorgen dat wrok de toekomst niet bepaalt.
Wanneer Judas de kamer verlaat, “was het nacht” (v. 30). Maar onmiddellijk daarna zegt Jezus: “Nu is de Mensenzoon verheerlijkt” (v. 31). De nacht is er nog, maar een licht is al begonnen te schijnen. En het schijnt omdat Christus trouw blijft tot het einde, en zo is zijn liefde sterker dan de haat.
Beste broeders en zusters, ook wij ervaren pijnlijke en moeilijke nachten. Nachten van de ziel, nachten van teleurstelling, nachten waarin iemand ons heeft gekwetst of verraden. In die momenten is de verleiding groot om ons af te sluiten, ons te beschermen, de slag terug te geven. Maar de Heer toont ons de hoop dat er een andere weg bestaat, altijd bestaat. Hij leert ons dat men een broodstuk kan aanbieden zelfs aan degene die ons de rug toekeert. Dat men kan antwoorden met de stilte van vertrouwen. En dat we met waardigheid vooruit kunnen gaan, zonder de liefde op te geven.
Laten we vandaag vragen om de genade om te kunnen vergeven, zelfs wanneer we ons niet begrepen voelen, zelfs wanneer we ons verlaten voelen. Want juist in die uren kan de liefde haar hoogtepunt bereiken. Zoals Jezus ons leert, liefhebben betekent de ander vrij laten - zelfs om te verraden - zonder ooit op te houden te geloven dat zelfs die vrijheid, gewond en verloren, ontworsteld kan worden aan de misleiding van de duisternis en teruggebracht naar het licht van het goede.
Wanneer het licht van de vergeving erin slaagt door te dringen in de diepste spleten van het hart, begrijpen we dat het nooit vruchteloos is. Zelfs als de ander het niet aanvaardt, zelfs als het zinloos lijkt, bevrijdt de vergeving degene die haar geeft: ze verdrijft de wrok, herstelt de vrede, brengt ons terug bij onszelf.
Jezus, met het eenvoudige gebaar van het aanbieden van brood, toont dat elk verraad een gelegenheid tot redding kan worden, als het gekozen wordt als ruimte voor een grotere liefde. Het geeft niet toe aan het kwaad, maar overwint het met het goede, en voorkomt dat het dooft wat het meest waar in ons is: het vermogen om lief te hebben.