Bisdom Haarlem-Amsterdam










Wij geloven - Jezus Christus, Zoon van God en Verlosser

gepubliceerd: zaterdag, 26 april 2025
foto: Franco Zeffirelli
Beeld uit ‘Jezus van Nazareth’
Beeld uit ‘Jezus van Nazareth’

Het tweede gedeelte van de oecu­me­nische ge­loofs­be­lij­de­nis bevat een zeer beknopte bio­­gra­fie van Jezus. Het is geen gewoon levens­ver­haal en het gaat ook niet alleen over Jezus, maar in het bij­zon­der over zijn relatie met de Vader en over zijn bete­ke­nis voor ons.

Als er een kind geboren wordt, weet niemand nog waartoe dat kind bestemd is. Ouders en groot­ou­ders kijken met verte­dering naar het pas­ge­bo­ren kind en wensen het een lang en gelukkig leven toe. Maar hoe dat zal gaan, is in de toe­komst verborgen. In de verhalen over de geboorte van Jezus in de Schrift horen we hoe anders dat bij Jezus was. Denk aan het verhaal over de aan­kon­di­ging van de geboorte door de engel Gabriël en het ant­woord van Maria (Lc. 1,26-38). Of aan de verhalen over de her­ders (Lc. 2,1-20) en de wijzen (Mt. 2,1-12) die als eersten bij de pas­ge­bo­rene op bezoek gingen. De geboorte van dit kind Jezus is vanaf het begin met belofte en ver­wach­ting omgeven. Tot heil en red­ding voor alle volkeren.

In de ge­loofs­be­lij­de­nis spreken we over het leven van Jezus slechts enkele dingen uit. Maar het zijn wezen­lijke zaken die de tij­den omvatten. Van de Beek en Rikhof beginnen hun com­men­taar met uitleg over de opbouw van dit stukje, dat uit twee gedeeltes bestaat die qua blikrich­ting en taal van elkaar verschillen. Het eerste gedeelte is reflexief, het tweede narra­tief; het eerste is onto­lo­gisch, het tweede his­to­risch. In de traditie van de theo­lo­gie wordt het eerste gedeelte ge­ka­rak­te­ri­seerd als theologia, het tweede als oikonomia, ook wel als christo­lo­gie en soterio­lo­gie (de leer over de red­ding van de mens - red.).

Wie is Jezus Christus?

Het is op­val­lend dat de belij­denis wie Jezus Christus in relatie tot de Vader ten diepste is, vooraf gaat aan de beknopte beschrij­ving van zijn leven, samen­ge­vat in geboorte, kruisi­ging en grafleg­ging, opstan­ding en hemel­vaart. Het leven van Jezus gaat in tijd vooraf aan de belij­denis in de christen­ge­meen­te dat Jezus de Zoon van God is. Maar voor de ge­meen­schap die in Christus verzameld wordt, staat die belij­denis voorop. Christo­lo­gie en soterio­lo­gie, zo stellen de auteurs, roepen elkaar op, hebben elkaar nodig en ver­ster­ken elkaar. Ik vermoed dat nogal wat katho­lieken en pro­tes­tan­ten in onze tijd moeite hebben om deze krach­tige belij­denis over Jezus Christus goed te verstaan. De uitleg die Van de Beek en Rikhof in hun boek geven is een gewel­dige hulp om te begrijpen waar het debat in de vierde eeuw over ging, toen deze ge­loofs­be­lij­de­nis tot stand kwam. Aan de orde was de vraag of God wel zo dicht bij zijn schep­ping kan komen. Of de afstand tussen God en mens, tussen hemel en aarde wer­ke­lijk te overbruggen is? Of de menswor­ding van God über­haupt moge­lijk is en in Jezus Christus heeft plaats­ge­von­den?

Van belang is bovendien dat de Concilies van Nicea (325) en Con­stan­ti­no­pel (381) de belij­denis over Jezus Christus ge­for­mu­leerd hebben van­wege hun stel­ling­name in de pole­miek met Arius en zijn volgelingen die vasthiel­den aan de een­heid van God én aan de onoverbrug­ba­re afstand tussen God en zijn schep­ping. Zo is de belij­denis over de menswor­ding van God in Jezus in deze klassieke be­woor­din­gen tot stand geko­men en daar­mee gemeen­schap­pe­lijk erf­goed gewor­den van bijna alle chris­te­lijke kerken.

Wat betekent Hij voor ons?

Aan het tweede his­to­rische gedeelte over het leven van Jezus beste­den Van de Beek en Rikhof maar liefst vier hoofd­stukken (4 tot en met 7). Personen die aan het begin (Maria) en aan het einde (Pontius Pilatus) van het aardse leven van Jezus gestaan hebben, komen aan de orde. Een beetje merk­waar­dig mis­schien is dat eerst de kruisi­ging onder Pilatus behandeld wordt voordat de geboorte en de bete­ke­nis van Maria aan bod komt, maar toch past het goed in de com­po­si­tie van dit boek. Het gaat niet om chrono­lo­gie, maar om het verhel­de­ren van de ge­loofs­be­lij­de­nis. Maria is van groter belang dan Pilatus en daarom beginnen we met hem. Pontius Pilatus is de representant van de poli­tieke macht aan wie Jezus wordt over­ge­le­verd en die Hem ter dood veroor­deelt. Op­val­lend is dat hier geen oor­deel achteraf over Pilatus wordt uit­ge­spro­ken. Pilatus is niet meer dan een figurant in een groter drama. In dit stukje gaat het ook niet om Pilatus, maar om de bete­ke­nis voor ons. Jezus is niet omwille van zich­zelf of omwille van zijn Vader ge­krui­sigd, maar ‘voor ons’. Zo wor­den wij­zelf (alle gene­ra­ties vóór en na ons) betrokken in deze grote bewe­ging van de menswor­ding van Christus, zijn leven, lij­den en sterven, zijn opstan­ding tot aan zijn weder­komst.

In dat grote verhaal neemt Maria - onaanzien­lijk, van lage komaf - een bij­zon­dere plaats in. Zij is de tegenpool van Pilatus en in tegen­stel­ling tot hem hooggeprezen door alle gene­ra­ties na haar. In het grote gebeuren van de menswor­ding van God is zij op wel heel bij­zon­dere wijze betrokken. Maar toch gaat het in deze belij­denis ook niet om Maria zelf, maar ‘om ons mensen’ en ‘om ons behoud’.

In een boek dat onder ge­za­men­lijke verant­woor­de­lijk­heid van een katho­lieke en pro­tes­tantse theoloog verschijnt kunnen de verschillen in leerop­vat­ting en devotionele bele­ving tussen katho­lieken en pro­tes­tan­ten niet onbe­spro­ken blijven. Vaticanum II, zo betogen de auteurs, wijst een rich­ting om het weder­zijdse onbegrip (katho­lieken hebben een ver­hou­ding tot Maria waar pro­tes­tan­ten geen raad mee weten) te over­win­nen. Het unieke midde­laar­schap van Jezus Christus staat niet ter dis­cus­sie. Maria is geen concurrent van Jezus. In haar werd op heel bij­zon­dere wijze Gods genade werk­zaam en in haar ant­woord op de aanzeg­ging van de belofte is zij model van alle gelo­vi­gen en wordt zij Moeder van de Kerk.

Kerk in het heils­mys­te­rie

Zo komen we via Maria bij wat ons in de ge­meen­schap van de Kerk bij elkaar brengt en houdt. Schep­ping, verlos­sing, uitzien naar Gods Rijk vormen het omspannende heils­his­to­ri­sche per­spec­tief van alle leven. Er ligt een bui­ten­ge­woon po­si­tie­ve, vitale opvat­ting over de plaats van de mens in de schep­ping aan ten grond- slag (psalm 8). We kunnen schep­ping opvatten als het begin van alle leven, maar ook als het beginsel van leven. Daar waar God zich terugtrekt, vergaat alles tot stof. Maar daar waar God zijn adem geeft, ont­staat leven. In de tweede bena­dering krijgt schep­ping een dyna­mische bete­ke­nis en komt God naar ons toe. Het leven van Jezus, vanaf de aan­kon­di­ging van zijn geboorte tot aan zijn opstan­ding en ver­heer­lij­king, is een leven­ge­vende impuls die tot allen gericht is en die vanuit Gods barm­har­tig­heid en ver­ge­ving nieuw leven moge­lijk maakt. Het doopsel tot ver­ge­ving van de zon­den vormt daarin het kan­tel­punt en is het fun­dament van de ge­meen­schap van alle chris­te­nen.

De Kerk leeft vanuit het paas­mys­te­rie. Paulus wees er al op: “Als Christus niet zou zijn opgestaan, dan zijn wij de meest beklagens­waar­dige mensen van allemaal” (1 Kor. 15,19). Zodra je de ver­rij­ze­nis ter sprake brengt, kom je ook bij het verhaal van de veroor­de­ling en de kruisi­ging van Jezus. Kruis en ver­rij­ze­nis horen bij elkaar. Waarom moest Jezus ten onder? Werd in de godverlaten­heid zijn lot beze­geld of is Pasen toch sterker dan het verdriet en de een­zaam­heid van Getsemane? Was Hij de godslaste­raar die maar moest hangen of toch de Zoon van God, zoals de Romeinse hon­derdman op Golgotha uitriep (Mc. 15,39). Van de Beek en Rikhof staan pal voor het geloof in de opstan­ding. Zonder ver­rij­ze­nis, zo stellen zij, “is de kruisi­ging het einde van de zin van de wereld en van Israëls God”. Er rest dan niets meer dan het zoveelste goed­bedoelde men­se­lijke project dat “ten onder gegaan is aan de wet­ma­tig­he­den van men­se­lijk streven en men­se­lijke macht” (pag. 115). De bio­­gra­fie van Jezus in dit stukje ge­loofs­be­lij­de­nis ein­digt in de overtreffende trap. Niet alleen verrezen, maar ook verhoogd en verheer­lijkt, gezeten aan de rechter­hand van de Vader. Hij zal weder­ko­men om te oor­de­len, leven­den en doden, en zijn Rijk zal geen einde hebben. Hij leeft en dat is de grond­slag van ons verlangen en onze hoop.


Gerelateerde nieuwsberichten

zaterdag, 26 april 2025Credo - Geloofsbelijdenis
zaterdag, 26 april 2025Wij geloven - Introductie
zaterdag, 26 april 2025Wij geloven - God, almachtige Vader en Schepper
zaterdag, 26 april 2025Wij geloven - De Heilige Geest
zaterdag, 26 april 2025Wij geloven - De Kerk
zaterdag, 26 april 2025Wij geloven - De laatste dingen



Bisdom Haarlem - Amsterdam • Postbus 1053 • 2001 BB  Haarlem • (023) 511 26 00 • info@bisdomhaarlem-amsterdam.nlDisclaimerDeze website is gerealiseerd door iMoose