Bisdom Haarlem-Amsterdam









Homilie door kardinaal Eijk - zondag 1 december

Kerk der Friezen

gepubliceerd: vrijdag, 6 december 2013

Advent is afgeleid van het Latijnse woord voor komst. De eerste komst van Jezus vond plaats toen Hij, de Zoon van God, mens werd. Het Joodse Volk keek eeuwen lang naar Hem uit als de verwachte Messias. Echter, toen Hij eenmaal als mens geboren werd, rekende daar niemand op.

Er stond niemand klaar om Hem te verwel­ko­men. De Romeinse keizer Augustus noch de elite van Zijn volk was zich bewust van de grote gebeur­te­nis, die zich vol­trok in een eenzame stal bij Beth­le­hem. Enkele engelen maakten reclame voor Hem, waardoor een groep her­ders Hem kwam bezoeken en vereren. Voorts kwamen er drie Wijzen uit het oosten Hem aanbid­den. En daar bleef het bij op dat moment.

Jezus Zelf voorzegt in het Evan­ge­lie van deze zon­dag dat Zijn laatste en de­fi­ni­tieve komst samenvalt met het einde van deze wereld. Hij maakt heel dui­de­lijk dat Hij daarvoor geen precieze afspraak met ons zal maken: “Weest dus waak­zaam, want Gij weet niet op welke dag uw Heer komt,” zo zegt Paulus in de tweede lezing. Hier valt niets over in de agenda te zetten, hoe graag wij dat met ons gebruike­lijke plan­ningsdrift in het alge­meen ook willen. We zou­den immers graag onze voor­zorgen nemen, want Jezus beschrijft Zijn weder­komst in weinig geruststellende beel­den: Hij trekt vergelij­kingen met de zondvloed en een overval in de nacht.

Mis­schien zou het on­ver­wachte moment van Zijn komst ons ongerust kunnen maken. Dit geldt echter niet voor wat Hij ons feite­lijk komt brengen, als wij voor Hem klaar staan: “de nacht loopt ten einde,” zegt Paulus, “de dag breekt aan,” de dag name­lijk van het eeuwige Rijk Gods, de eeuwige ver­rij­ze­nis naar ziel en lichaam. Dit betekent een nieuw leven in Gods nabij­heid, in Zijn licht en Zijn liefde.

Maar staan we er klaar voor? Dit is de ham­vraag. In een afleve­ring van het pro­gram­ma Andere Tijden werd kort gele­den aan­dacht besteed aan de wijze waarop de Neder­landse media de moord op presi­dent Kennedy versloegen op 22 no­vem­ber 1963. De kranten en de radio deden dat goed, maar de tele­vi­sie, die nog in de kin­der­schoenen stond, sloeg een mod­derfiguur. Er waren geen beel­den van de moord op presi­dent Kennedy, maar erger nog, ook er was geen enkel beeld­ma­te­riaal in het archief van zijn optre­den als presi­dent. De Tele­vi­sie zond toen uit armoede maar het geplande pro­gram­ma uit over insectengif, onge­twij­feld heel leer­zaam, maar daar zat toen niemand op te wachten. Het is de Tele­vi­siemakers overigens geen tweede keer over­ko­men. Zij zorg­den ervoor dat ze een archief aan beeld­ma­te­riaal in voorraad had­den van de be­lang­rijk­ste wereld­lei­ders, voor het geval er iets met ze zou gebeuren.

Als we voor een gebeur­te­nis klaar staan, kijken we er anders aan tegen, ook al komt die on­ver­wacht. Als we klaar staan voor de Heer en het nieuwe leven dat Hij brengt, is er geen reden tot ongerust­heid of angst, maar juist voor hoop en vreugde. Hoe kunnen we klaar staan voor Zijn komst? Door gebruik te maken van het feit dat de Heer ook in de tussen­tijd naar ons toe­komt. Dat gebeurt als we tot Hem bid­den, lezen in de Heilige Schrift en de sacra­menten vieren. “Bekleedt u met de Heer Jezus Christus en koester geen zon­dige begeerten meer,” zegt Paulus. Door het doopsel wor­den we bekleed met Christus en ont­van­gen we het nieuwe leven. Dit wordt gevoed door het sacra­ment van de Eucha­ris­tie, waarin we Jezus Zelf ont­van­gen onder de gedaanten van brood en wijn.

De inner­lijke Christusver­bon­den­heid, die ons in staat stelt Gods wil te vol­bren­gen, is de voor­be­rei­ding bij uitstek op Zijn de­fi­ni­tieve komst. Een voor­beeld van zo’n grootse Christusver­bon­den­heid zien we bij de Heilige Teresia van Avila. Toen ze eenmaal door Jezus was geraakt, werd ze een vurige karmelietes, die zich beijverde om haar orde weer nieuw leven in te blazen, die door talrijke mis­bruiken in een diepe crisis was geraakt. Daarbij ondervond zij op de meest on­ver­wachte momenten de meest kwaa­daar­dige tegen­wer­king. Maar haar Christusver­bon­den­heid bleef intact door haar geloof dat God uit­ein­delijk het laatste woord heeft, tot in de eeuwig­heid. Haar mooie gebed kan ook ons vandaag sterken en in­spi­re­ren: ”Laat niets je verontrusten. Laat niets je beangs­tigen. Alles gaat voorbij. God veran­dert niet.” Amen.

+ Kar­di­naal Eijk
Aarts­bis­dom Utrecht





Bisdom Haarlem - Amsterdam • Postbus 1053 • 2001 BB  Haarlem • (023) 511 26 00 • info@bisdomhaarlem-amsterdam.nlDisclaimerDeze website is gerealiseerd door iMoose