Encycliek Lumen Fidei
Het licht van Gods gelaat schijnt door de gezichten van mijn broeders en zusters
Paus Franciscus publiceerde op 5 juli zijn eerste Encycliek Lumen fidei. Deze Encycliek verschijnt binnen het kader van het Jaar van het Geloof. Hij draagt feitelijk het stempel van twee auteurs, paus Benedictus XVI en paus Franciscus. Paus Franciscus schrijft dat Benedictus XVI een bijna volledige ontwerptekst gereed had. Paus Franciscus heeft er enkele bijdragen aan toegevoegd.
Met deze Encycliek wordt de reeks over de zogenaamde theologale deugden geloof, hoop en liefde afgerond. Benedictus XVI publiceerde in 2005 Deus Caritas est over de liefde en twee jaar later Spe salvi over de hoop.
De Encycliek is getiteld: ‘Licht van het geloof’ Het licht van het geloof is, aldus de paus, uniek omdat het elk aspect van het menselijk bestaan verlicht. Zo’n machtig licht komt niet van onszelf maar van God. Het geloof komt voort uit een ontmoeting met de levende God. Vanuit deze visie bespreekt de paus in vier hoofdstukken verschillende aspecten van het geloof.
Het eerste schetst het heilshistorisch kader van het geloof. Abraham is de vader van het geloof. Hij gaat in op Gods roeping zijn vaderland te verlaten en een nieuwe onvoorziene toekomst tegemoet te gaan. Tegelijkertijd krijgt hij de belofte stamvader te worden van een groot volk. Het tweede hoofdstuk gaat over de relatie tussen geloof en waarheid en de dialoog tussen geloof en rede. In het derde hoofdstuk gaat de paus in op de kerkelijke dimensie van het geloof en in het slothoofdstuk komt de maatschappelijke betekenis van het geloof aan bod. Franciscus besluit dit deel met een meditatie over Maria. In haar, de dochter van Sion, is de lange geloofsgeschiedenis van het Oude Testament tot vervulling gekomen.
Dit geloof vindt zijn voltooiing in het leven, het sterven en de verrijzenis van Jezus Christus. Hij is de definitieve openbaring van Gods betrouwbaarheid. Het woord dat God tot ons spreekt in Jezus is niet een woord tussen vele maar Zijn eeuwige Woord (§ 15). Het grootste bewijs voor de betrouwbaarheid van Christus’ liefde is Zijn dood voor ons. Jezus gaf zijn leven voor eenieder, zelfs voor zijn vijanden, om hun hart om te vormen. Zijn dood openbaart ons ook de betrouwbaarheid van Gods liefde, omdat Hij van de dood is opgewekt. De paus schrijft dat Jezus niet alleen de hoogste openbaring van Gods liefde is, maar ook degene met wie wij verbonden zijn om te geloven. Het geloof kijkt niet alleen naar Jezus, maar ziet dingen zoals Jezus deze ziet, met Zijn eigen ogen. Door het geloof delen we in zijn manier van kijken (§ 18).
Als je niet gelooft, zul je niet begrijpen (Jes. 7,9). Het geloof biedt ons toegang tot de waarheid. In onze cultuur is er, zo schrijft de paus, een crisis van de waarheid. We kennen enkel de natuurwetenschappelijke waarheid. Deze is meetbaar. Andere waarheden zijn in onze ogen subjectief en hebben geen betekenis voor het algemeen welzijn. De moderne mens is overgeleverd aan het relativisme. In dit licht wijst paus Franciscus ons erop dat de religieuze waarheid spreekt over iets dat aan ons bestaan vooraf gaat en ons op een manier kan verenigen die ons beperkt en nietig bewustzijn overstijgt.
In het licht van deze waarheid kunnen we ook iets ontwaren van ons einddoel en onze gemeenschappelijke weg. Het geloof is een diepere manier om de waarheid te kennen. We geloven met ons hart. In bijbelse zin is het hart de kern van de menselijke persoon waar lichaam en geest samenkomen. Daar zijn we open voor liefde en waarheid. Het geloof vormt de menselijke persoon zodanig dat hij open komt te staan voor liefde en waarheid. Door het geloof zien we de werkelijkheid met nieuwe ogen.
Het geloof heeft een kerkelijke dimensie. We geloven niet op ons zelf (§ 39). Hieraan herinnert ons het dialogaal karakter van de geloofsbelijdenis en de doopliturgie. We treden binnen in de gemeenschap van de Kerk. We openen ons voor de gemeenschap van Vader, Zoon en Geest. Wie gelooft, is nooit alleen en gelovigen nodigen anderen uit om in hun vreugde te delen. Het geloof verspreidt zich vanzelf. Door de apostolische Traditie komen we in contact met de oorspronkelijke herinnering van de apostelen (§ 40). De Kerk biedt ons een ontmoeting met de levende God. We komen met Hem in contact door de sacramenten die we in de liturgie vieren. De paus verwijst in dit verband vooral naar het Doopsel en de Eucharistie.
Omdat het geloof voortkomt uit de ontmoeting met Gods liefde, is er een relatie tussen geloof en rechtvaardigheid. Hieraan wijdt paus Franciscus zijn laatste hoofdstuk. Het geloof helpt ons bij de opbouw van de menselijke samenleving. Het wijst ons op weg naar een echte broederschap omdat God onze Vader is. We lezen in de heilsgeschiedenis dat God wil dat iedereen als broeders en zusters deelt in het geluk dat zijn volheid bereikt in Jezus Christus zodat we allen één zijn. Door het geloof weten mensen dat elke man of vrouw een zegen voor hen is en dat het licht van Gods gelaat op hen schijnt door de gezichten van hun broeders en zusters. (SRKK)