Nederlandse bisschoppen bieden ‘Europese leeswijzer’ voor referendum 12 mei 2005

Alhoewel de Nederlandse Bisschoppenconferentie geen ‘stemadvies’ wil geven inzake het referendum op 1 juni aanstaande rond het grondwettelijk verdrag van de Europese Unie, hechten de bisschoppen aan een “goed gevormde beoordeling van de voorliggende verdragsteksten”. De bisschoppen reiken daartoe een evaluatie aan van COMECE, de Commissie van de Bisschoppenconferenties van de Europese Unie. Een samenvatting van deze ‘leeswijzer’ is te vinden in het nieuwste nummer van ‘Rkkerk.nl’, blad voor katholiek Nederland. De volledige tekst wordt op internet ontsloten.

COMECE heeft een eigen secretariaat in Brussel en kon daarom de discussie over de ‘Europese Grondwet’ van nabij volgen. Bovendien is er vanuit COMECE-verband veel contact geweest met instellingen van de Europese Unie rondom de verdragsteksten. Ook de Heilige Stoel heeft een vertegenwoordiging bij de Europese Unie en werkt nauw samen met de Commissie van de Bisschoppenconferenties van de Europese Unie. De Rotterdamse bisschop A. van Luyn s.d.b. is vice-voorzitter van COMECE.

Bij de beoordeling van de voorliggende teksten richt COMECE zich op de meer politieke en institutionele aspecten, de specifieke passages waarin de kerken ter sprake komen en het mensbeeld dat het grondwettelijk verdrag hanteert. Het verdrag noemt COMECE een “mijlpaal in de geschiedenis van de Europese integratie”. Het verdrag zal vooral het gevoel van het Europese staatsburgerschap versterken en leiden tot een democratischer en slagvaardiger Europese Unie.

Voor de beoordeling van het grondwettelijk verdrag vanuit een meer specifiek kerkelijk perspectief refereert COMECE aan de agenda zoals door paus Johannes Paulus II werd opgesteld in het document ‘Ecclesia in Europa’. De paus riep op tot een verwijzing naar het religieuze, met name christelijke, erfgoed van Europa, het recht van kerkelijke gemeenschappen om zichzelf in vrijheid te organiseren, een voorziening voor een structurele dialoog tussen de Europese Unie en levensbeschouwelijke organisaties en respect voor de juridische posities van kerkelijke gemeenschappen in de verschillende lidstaten.

Die agenda is volgens COMECE grotendeels gerealiseerd. Met name het feit dat kerken specifiek worden genoemd en worden onderscheiden van (andere) maatschappelijke organisaties, ziet COMECE als een belangrijk pluspunt. Ook de toezegging van een “open, transparante en regelmatige dialoog” tussen instellingen van de Unie en levensbeschouwelijke organisaties, is voor de Commissie veelbelovend. Dat het grondwettelijk verdrag geen expliciete verwijzing bevat naar het christendom als fundamentlegger van Europa beoordeelt COMECE daarentegen als “betreurenswaardig”.

Het mensbeeld zoals dat in de verdragsteksten naar voren komt, omschrijft COMECE als ambivalent. Enerzijds sluit men aan bij de christelijke antropologie door twee zijden van het menselijk bestaan te benoemen: individualiteit en solidariteit. Maar op andere plaatsen lijkt die koppeling weer te ontbreken. Dat de mens óók een transcendent wezen is dat met God van doen heeft, en niet alleen een burger van een staat of de Europese Unie, blijft in het grondwettelijk verdrag onuitgesproken. Hoewel COMECE onderkent dat het grondwettelijk verdrag een juridische tekst is en geen geloofsbelijdenis, zou een dergelijk relativeren van menselijke wetten en Europees beleid een welkome aanvulling zijn.

Secretariaat RKK / Persdienst Bisdom Haarlem / Wim Peeters Print artikel


Voor het laatst gewijzigd: