Bisdom Haarlem-Amsterdam










Delen:
meld deze pagina op Twitter meld deze pagina op Facebook
Volgen:
link naar de RSS Feed van de laatste nieuwsberichten volg Bisdom Haarlem-Amsterdam op Twitter volg Bisdom Haarlem-Amsterdam op Facebook

Documenten

terug naar de documentindex

Gesprekspaper over regiovorming

Diocesane Commissie voor Pastorale Organisatie en Kerkopbouw

Inleiding

In de vergadering van de Bisschopsraad met de Dekenale Besturen op 10 april j.l in Haarlemmerliede heeft de Bisschop voor het eerst mondeling te kennen gegeven met de dekenaten te willen werken aan regionale samenwerkingsverbanden van parochies. In een bijlage bij deze vergadering was deze problematiek al in een historische context gezet.

In een brief van juli 2002 heeft de Bisschop een aantal punten ter overweging en bespreking aan de Dekenale Besturen voorgelegd. In deze brief is ook een nader voorstel van de zijde van het bisdom aangekondigd.

Langs verschillende kanten wordt aan het bisdom gevraagd om een meer omvattende en op onderdelen uitgewerkte visie op de toekomst. In deze gespreksnotitie onder verantwoordelijkheid van de Diocesane Commissie voor Pastorale Organisatie en Kerkopbouw zetten we gegevens, argumenten en mogelijke perspectieven nog eens op een rij en formuleren een concreet voorstel voor mogelijke regiovorming.


A. Feiten

  1. Voor iedereen is duidelijk uit de cijfers dat we in een periode van krimp zijn gekomen. Althans gemeten naar de wijze waarop we decennialang ons parochieleven hebben georganiseerd. Met name het Trendrapport van het KASKI (maart 2001) laat dat duidelijk zien. De laatste dertig jaar is het ledental van de R.K. Kerk met ongeveer 30% afgenomen. Het aantal mensen dat in een weekend de kerk bezoekt is slechts een zevende van het aantal dat dat deed in 1965. Uit een ander rapport van het KASKI blijkt dat dat voor hoogtijdagen en m.n. Kerstmis veel minder het geval is.

    Over het geheel kun je spreken over een de-institutionalisering: mensen geloven wel, maar voelen zich minder verbonden met de kerkelijke organisatie en uiten dat steeds minder in participatie aan het locale parochieleven.

  2. De dalende cijfers zie je ook bij de priesters en de religieuzen. De laatste decennia zijn er weliswaar (permanente) diakens en pastoraal werk(st)ers bijgekomen. Maar het wordt steeds problematischer vacatures in de parochies te vervullen. Het voeren van een consistent personeelsbeleid komt daarmee onder grote druk te staan.

  3. Parochies merken ook bij het zoeken naar nieuwe bestuursleden en/of vrijwilligers voor bepaalde taken dat het steeds moeilijker wordt mensen langere tijd aan de parochiegemeenschap te binden. Mensen willen zich vooral voor kortere tijd en voor een helder omschreven project inzetten. Eigen interesse en belang spelen daarbij een grote rol.

  4. Een feit is ook dat parochies die elkaar in een of ander verband (fusie of regio) gevonden hebben, kans zien nieuwe vormen van kerkelijke presentie te ontwikkelen in de geseculariseerde samenleving: op het gebied van diaconie, jongerenwerk, etc. Op catechetisch gebied worden soms ook vruchtbare samenwerkingsprocessen in gang gezet.


B. Kansen en uitdagingen

  1. Bovengenoemde feiten zijn ook uitdrukking van een verschuiving in onze cultuur. Het heeft te maken met een grote mate van individualisering en mobiliteit, waardoor mensen anders omgaan met de parochie in hun buurt. Overigens wil dat niet zeggen dat er minder religiositeit in Nederland is. Een groot aantal mensen voelt zich nog wel degelijk katholiek. Een aantal van hen zoekt verdieping op een andere wijze, bijv. bij kloosters en spiritualiteitscentra. In dit verband is het van belang erop te wijzen dat religieuze ordes en congregaties alsook nieuwe bewegingen via genoemde centra en/of rectorale kerken een eigen uitstraling hebben en nieuwe mensen of mensen opnieuw verzamelen. Jongeren hebben met name niet zo'n sterke en locale binding met een parochie. Hier ligt een uitdaging voor onze tijd.

  2. De pastores en besturen onderkennen deze situatie natuurlijk ook. Zij studeren er hard op, getuige alleen al de vele plaatsen waarop gesproken wordt over de metaforen van 'Kerk, Wij Samen' en de 'Kerk als Herberg'. Achter deze metaforen zit ook een verschuiving van een concentratie op de eigen leden naar aandacht voor mensen die we (nog) niet of niet meer bereiken. Ook aan hen dienen we de Kerk als sacrament van heil aan te bieden.

  3. Vanaf het begin heeft de Kerk voor de uitdaging gestaan om de Blijde Boodschap te verkondigen in de wereld. In de loop van de geschiedenis heeft zij daarbij een vorm gekozen die past bij de/onze samenleving. Maar de samenleving is meer dan ooit en in een snel tempo in verandering. In allerlei documenten, denk aan de Brief van de Bisschop aan allen (2001), maar ook aan de Apostolische Adhortatie 'Novo Millenio Ineunte' (2001) worden we uitgedaagd onze presentie in de samenleving opnieuw te doordenken. Vanuit welk doorleefd geloof kunnen we antwoord geven op de vragen en noden van deze tijd? Hiervoor is een bisdombrede gedachtewisseling nodig. De Bisschop en de Bisschopsraad hebben de intentie om hier nog uitvoerig op terug te komen. Deze grote missionaire opdracht en uitdaging vraagt in ieder geval om de krachten te bundelen en hier en daar bakens te verzetten. Alleen door een samenwerking van priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers en van parochies kan er energie vrijkomen om die nieuwe vragen te verkennen en voor ons bisdom adequate antwoorden te vinden. Nieuwe vormen van catechese en diaconale presentie, werk maken van onze missionaire opdracht zijn vraagstukken die nieuwe inzet en creativiteit vragen.


C. Perspectieven

In een combinatie van bovengenoemde feiten en kansen meent de Bisschop te moeten vragen om samen te werken in regioverband. Hij denkt daarbij - in het verlengde van de bestaande ontwikkeling - aan regio's van 4 tot 6 parochies, ofwel 10 tot 20 duizend nominaal katholieken. Voor het gehele bisdom betekent dat een aantal van ongeveer 35 regio's. De Bisschop zet daarmee laag in en wil zoveel mogelijk recht doen aan de situatie die er is:

  • Het gaat hem in eerste instantie niet om fusie, maar om samenwerking van overigens zelfstandige parochies. Een evenwicht van zelfstandigheid en samenwerking;

  • De samenwerking kan meer of minder intensief zijn, variërend van enkele taakvelden (gezamenlijke diaconale/catechetische/pastorale initiatieven, uitwisseling van koren) tot aan vormen van bestuurlijke samenwerking;

  • In dit model wordt er van uitgegaan dat elke parochie binnen de regio een eerst-aanspreekbare heeft (priester, diaken, pastoraal werk(st)er, coördinator of in een kleine parochie een gekwalificeerde vrijwillig(st)er);

  • Uitgaande van de reële verwachting van een constant aantal van 70 priesters betekent dit dat voor elke regio gemiddeld 2 priesters beschikbaar zullen zijn, waarvan één de canonieke eindverantwoordelijkheid voor de regio draagt, terwijl de ander een kapelaans/ assistent-functie vervult;

  • Ter wille van een consistent benoemingenbeleid vindt de Bisschop het van belang te komen tot een vaste parochie, eventueel twee parochies binnen de regio, waar voortaan de priesters, resp. als pastoor, administator of kapelaan, benoemd worden. In de andere parochies in de regio zijn zij administrator c.q. assistent. In de eigen parochie vieren zij gewoonlijk de H. Eucharistie, in de andere parochies naar vermogen via een roulerend schema;

  • Uitgaande van de reële verwachting van een eveneens constant aantal van 70 pastoraal werk(st)ers en diakens betekent dit dat ook uit deze categorie voor iedere regio gemiddeld 2 fulltime krachten beschikbaar zullen zijn. Zij kunnen worden ingezet als eerst-aanspreekbare voor een parochie in de regio, ofwel categoriaal voor de gehele regio. Hetzelfde geldt voor de vele (gekwalificeerde) vrijwillig(st)ers en groepen. Ook zij worden uitgenodigd kansen voor samenwerking te exploreren.

  • Bij de samenwerking van de pastoraal werkenden binnen de regio gaat het niet om teamvorming in de volle zin van het woord, maar eveneens om een evenwicht tussen zelfstandigheid en samenwerking. Doel is te komen tot een situatie waarbij ieder de eigen specifieke gaven en charisma's ten dele ook kan/wil inzetten voor het geheel van de regio.

Met deze beleidsuitgangspunten hoopt de Bisschop te komen tot enerzijds de noodzakelijke draagvlakvergroting voor nieuwe diaconale, catechetische en missionaire initiatieven en anderzijds een kader te scheppen voor een goede samenwerking en eerlijke verdeling van de beschikbare priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers over het bisdom.

 
De POK heeft hierbij de volgende gedachten geformuleerd en voor de dekenaten een poging gedaan een concreet voorstel uit te werken:

  1. De Diocesane Commissie voor Pastorale Organisatie en Kerkopbouw stelt voor om voor de langere termijn èn om wat te doen aan werkdruk en spreiding van werk, toch studie te maken van de samenwerking van parochies waarbij fusies op termijn zeker niet uitgesloten zijn en te werken aan een goede samenspraak en afstemming van pastoraal werkenden. Het is dan weliswaar geen harde voorwaarde om regionalisering aan te vatten, maar op langere termijn kunnen we er niet om heen de samenwerking in een of andere vorm te gieten.

  2. Dat de parochiegemeenschap als kleinste eenheid van de Kerk wordt gehonoreerd wil niet zeggen dat de parochie klein moet blijven. Een regio of grotere parochie kan ook een gemeenschap van gemeenschappen zijn. Wellicht ontstaat er daardoor minder kramp als een kleine gemeenschap namelijk wel recht van bestaan heeft zonder zelfstandig aan alle kerntaken van een parochie toe te komen Het dekenaat Amsterdam heeft zich in de loop van de jaren ook in die richting uitgesproken.

  3. Deze voorstellen staan een eigen karakter van een parochie niet in de weg. Regiovorming hoeft geen verdunning en 'vergrijzing' te betekenen. Deze diversiteit is er en mag er zijn. Mensen maken overigens zelf ook hun keuzes. Daarmee volwassen omgaan kan een meerwaarde opleveren.

  4. Er is nog een andere reden om samenwerking tussen parochies en pastoraal werkenden te stimuleren. In een groter verband dan de huidige parochies (althans de meeste) is het beter mogelijk om een nieuw aanbod voor parochianen die we reeds bereiken en voor nieuwe doelgroepen te ontwikkelen. Binnenkort verschijnt er een KASKI-rapport waarin een aantal innoverende projecten worden beschreven en geëvalueerd. Op het gebied van jongerenpastoraat, stadspastoraat, volwassenencatechese, diaconale ondersteuning bij bijv. rouwverwerking is samenwerking in een groter verband en soms ook in oecumenisch verband de enige mogelijkheid om een gewenst en haalbaar nieuw aanbod te ontwikkelen. Het zou een goede zaak zijn als regionale samenwerkingsverbanden ruimte zouden scheppen voor nieuwe projecten en mogelijkheden. Hierbij kan ook gedacht worden aan PCI's en missionaire groepen. Om al dan niet met subsidie van het bisdom op een andere en nieuwe wijze present te zijn in de samenleving van vandaag. De verwachtingen t.a.v. de kerken zijn op dit punt soms hooggespannen, blijkt uit onderzoek. In dit kader past het nog eens te herhalen dat duidelijke taakomschrijvingen en profilering van pastoraal werken nieuwe perspectieven kunnen bieden.

  5. Ook blijft het belangrijk tegen het licht van bovenstaande ontwikkelingen te kijken naar het gebouwenbestand. Het is noch voor pastoraal werkenden, noch voor besturen haalbaar om alle kerken/vieringsplekken te handhaven. Het staat ook niet in relatie tot de feiten. Uiteindelijk is het ook niet stimulerend voor de kerkbezoekers om steeds grotere lege plekken te zien. Ook dit vraagstuk is niet gebaat bij een ad-hoc-beleid, maar dient ingekaderd te zijn in een heldere visie op de aanwezigheid van de Kerk in de regio en de wijze waarop de Kerk present wil zijn.

  6. Tot slot: de positie van het dekenaat. In de brief van de Bisschop (juli 2002) wordt duidelijk dat hij een taak inruimt voor de deken en zijn dekenaal bestuur om dit proces verder te initiëren en bij de uitvoering te begeleiden. Met name voor tweede lijnswerkers op het gebied van catechese, diaconie en opbouwwerk ligt er een grote taak weggelegd om de regiovorming en innovatie van pastoraat tot stand te helpen brengen.


Tot slot

De procedure die de Bisschopsraad in het vooruitzicht stelt is de volgende:

Na een presentatie van deze notitie in de Dekensvergadering op 25 september 2002 en de gezamenlijke vaststelling van deze notitie als uitgangspunt voor gesprek, wordt de notitie als gesprekspaper aangeboden aan de dekenaten om deze te betrekken bij nadere gedachtevorming en bij het ontwikkelen van nadere voorstellen.

In gesprekken van het Bisdom met de dekenale besturen afzonderlijk zal het beleidskader voor de komende jaren worden vastgesteld.

De Bisschop realiseert zich goed dat regiovorming een proces is dat tijd vraagt. Wellicht zullen we pas over enkele jaren vaststellen dat een en ander is gerealiseerd. Maar als we dan met elkaar kunnen constateren dat we enerzijds efficiënter, effectiever en flexibeler kunnen opereren en anderzijds als inspirerend en uitdagend 'op de kaart staan', dan is de inspanning meer dan de moeite waard.

 

Namens de POK,
Vic.-gen. Mgr. Drs. M.J. de Groot, voorzitter,
Drs. M.N.F.M. Frederiks, secretaris.

September 2002




Bisdom Haarlem - Amsterdam • Postbus 1053 • 2001 BB  Haarlem • (023) 511 26 00 • info@bisdomhaarlem-amsterdam.nlDisclaimerDeze website is gerealiseerd door iMoose