Terug van vakantie
gepubliceerd: woensdag, 27 augustus 2014
De vakantietijd is weer voorbij. We hebben allemaal geprobeerd wat rust te vinden voor lichaam en geest. Sommigen zoeken het bij voorkeur zo ver weg als maar enigszins mogelijk is. Anderen zijn tevreden met een plekje in eigen land of zelfs in eigen tuin.
Soms laten de financiën weinig anders toe. Dat is werkelijk triest. Ook valt het me op hoeveel mensen tegenwoordig een spirituele dimensie aan hun vakantie proberen te geven. Ze gaan op bedevaart, bezoeken onderweg een pelgrimsoord of maken een voettocht naar Santiago de Compostella. Pelgrimage beantwoordt aan een behoefte in het hart van de mens. Het is ten diepste een zoeken van God temidden van alle dramatiek van onze tijd en van het moderne leven.
Thuis is God soms moeilijk te vinden
Thuis is het leven van alledag vaak te vol, te gejaagd, om in jezelf te keren en God te vinden. Ook van een uurtje kerkgang per week kan de ziel niet leven. Daarbij komt dat velen de zondagsviering in hun eigen parochie soms als saai ervaren. ’ Ik vind er te weinig’ , luidt dan de rechtvaardiging om niet te gaan. Ik kan me er wel iets bij voorstellen. Mede om die reden heb ik ook zelf na mijn middelbare schooltijd de kerk vaarwel gezegd. Toch is het argument eigenlijk niet eerlijk. Natuurlijk is het belangrijk dat een viering verzorgd is, een inspirerend woord biedt en met goede zang en muziek de geest verheft. Maar zelfs dan zal het velen niet kunnen boeien. Het wordt pas spannend door wat je zelf meebrengt aan geloof.
Zo is het ook bij mij gegaan. Toen ik na enkele ervaringen weer tot geloof was gekomen, werd alles anders. Voor het eerst na vele jaren ging ik op een doordeweekse dag weer eens naar de kerk. Halfverscholen achter een pilaar bespiedde ik wat er aan een zijaltaartje gebeurde. Met de ogen van het geloof besefte ik ineens dat de Heer zelf aanwezig was temidden van dat kleine groepje, vooral oudere mensen, met al z’n kracht en z’n liefde. Dat ik feitelijk aanwezig was in de zaal van het Laatste Avondmaal en uitgenodigd om me te voeden met het Lichaam en Bloed, de Ziel en de Godheid van Jezus zelf. Daar was ik nog niet echt op voorbereid. Maar ik was gefascineerd, niet zozeer door de voorganger of de preek – die was er trouwens niet eens – maar door de geestelijke dimensie van het geheel.
Een kaarsje bij Maria
Ook vergeten we zo gemakkelijk dat je niet alleen naar de kerk gaat voor jezelf en wat je er zelf aan denkt te hebben. Je gaat ook voor de ander, omdat gezamenlijk gebed een extra kracht heeft en om gemeenschap in Christus levend te houden. En bovenal ga je voor God. Hij wacht op ons bezoek. Zoals ouders vaak met smart wachten op een bezoekje en wat aandacht van hun kinderen, zo wacht onze hemelse Vader, die elke haar op ons hoofd geteld heeft, met duizend maal meer verlangen op Zijn kinderen, op ons vertrouwen en onze liefde. Toen we vroeger met het gezin op vakantie gingen, stopten we vaak bij een kapelletje langs de weg, baden samen wat en staken een kaarsje op bij Maria. Het zijn kleine dingen, die de Heer en zijn Moeder behagen en voor ons zegen nalaten.
Met dat kaarsje bij Maria hebben onze reformatorische broeders en zusters nog wat moeite. Toch is het heel bijbels. Overal lezen we dat de Heer wonderen doet bij de een, op de vraag en het geloof van de ander. Hij geneest het dochtertje van Jaïrus, niet op haar geloof en gebed, maar op dat van haar vader. Hij geneest de knecht van de honderdman, niet op zijn geloof en gebed, maar op dat van zijn meester. Als je eigen geloof nog te klein is, laat je dan dragen door het geloof van anderen. ‘Bid voor mij,’ zeggen we zo vanzelfsprekend in het gewone leven. Het is de basis van alle heiligenverering. Ook de gestorvenen die bij God zijn, léven en kunnen voor ons bidden. En zou Maria als onze hemelse Moeder dan niet met heel haar hart voor ons ten beste spreken bij haar Zoon, en ons kleine geloof aanvullen met haar grote en voor God onweerstaanbare vertrouwen? Zij is tenslotte ook zijn Moeder en op unieke wijze met Hem verbonden in tijd en eeuwigheid. Het is haar moederlijke taak om onze noden bij God te brengen en zijn genaden uit te delen.
In een oude vertelling wandelt Jezus eens door de hemel en ziet dan allerlei mensen die er eigenlijk niet zouden kunnen zijn. Hij zegt tegen Petrus: ’Waar komen al die mensen vandaan? Ik heb je toch de sleutels gegeven van het Koninkrijk’. Petrus antwoordt: ’Het is niet mijn schuld Heer, maar iedere keer als ik de poort dicht doe, zet uw Moeder weer een raam open’. Volhardt in het gebed, zegt de Schrift met klem, want zonder gebed is onze ziel in gevaar. En vraag de voorspraak van Maria.
In 1830 had zuster Catharina Labouré een visioen. U kent haar wel van de ‘wonderdadige medaille’. Uit de handen van de heilige Maagd zag ze stralen voortkomen van genade, verlossing en vrede, maar aan de vingers van Maria zag ze ook ringen met prachtige juwelen. Ze vroeg verbaasd wat dat betekende. Het antwoord was veelbetekenend. “De stralen uit mijn handen zijn de genaden die ik mag uitdelen aan wie daarom vraagt”, antwoordde de Vrouwe, “maar de juwelen aan mijn vingers zijn de genaden die ik niet kan uitdelen, omdat niemand er om vraagt”. God wil zoveel meer geven dan wij durven vragen, vooral als we het doen op voorspraak van Zijn en onze Moeder. We hebben de voorspraak en bemiddeling van Maria zo nodig in deze tijd voor onszelf en voor onze gewonde wereld. Om vrede te vinden in het groot en in het klein, om te kunnen geloven en hopen, te vergeven en lief te hebben. Ik hoop dat deze vakantietijd u wat nieuwe energie heeft gegeven voor ziel, geest en lichaam.
+ Mgr. dr. Jozef M. Punt
Bisschop van Bisdom Haarlem-Amsterdam