Geschiedenis 10
Mgr. Van Dodewaard: Bisschop en concilevader
De tiende bisschop van Haarlem, Mgr. Dr. J.A.E. van Dodewaard, werd geboren te Arnhem, 17 juni 1913. In 1938 werd hij priester gewijd, en drie jaar later al benoemd tot hoogleraar Bijbelwetenschappen in Warmond, als opvolger van Dr.N.Greitemann. Op 8 januari 1948 promoveerde hij in Rome tot doctor in de theologie.
In 1951 werd hij door de nuntius met een bijzondere missie naar Nijmegen gestuurd. Hij moest de Nijmeegse hoogleraar Professor Dr. B. Alfrink in een als ‘bijbelkundig-collegiaal’ aangekondigd gesprek polsen, of hij bereid was aartsbisschop-coadjutor van Utrecht te worden. Alfrink was bereid, en toen oud-collega Dodewaard tot bisschop gewijd werd, herinnerde hij hem hem nog eens fijntjes aan zijn missie van 1951.
Begin 1958 had Mgr. Huibers in Rome een coadjutor met recht van opvolging gevraagd. Het kapittel had een voordracht ingediend, Mgr. Van Dodewaard was benoemd. Op 9 september 1958 wijdde Mgr. Huibers Mgr. Van Dodewaard tot bisschop van i.p.i.
Op 27 juni 1960 vraagt Mgr.Huibers aan Rome ontslag als bisschop van Haarlem. Hij is dan 85 jaar, en 25 jaar bisschop. Het ontslag wordt uiteraard verleend, Mgr. Huibers wordt benoemd tot aartsbisschop van Cysela i.p.i. Een bijzonder eerbetoon: hij mag de onderscheidingtekenen van een aartsbisschop aan zijn wapen toevoegen.
Enkele jaren later zou door het concilie dit alles ingrijpend worden veranderd: alle bisschoppen, maar ook alle pastoors, zouden op hun 75e verjaardag ontslag moeten vragen. Ontslagvragende bisschoppen zouden niet meer een (aarts-) bisdom in partibus toegewezen krijgen, ze mochten zich gewoon emeritus-bisschop van hun vroegere standplaats gaan noemen. Zo hebben we nu een emeritus-bisschop van Breda, en vóór het overlijden van mgr. Ter Schure zelfs twee van Den Bosch..
Zes jaar is Mgr. Van Dodewaard bisschop van Haarlem geweest. Hij sterft op 9 maart 1966, nog maar 53 jaar oud. Hoogtepunt, kernpunt van zijn activiteiten van de zes jaren als bisschop van Haarlem was zijn meedoen aan, en zijn belangrijke taak in het Tweede Vaticaans Concilie.
Concilievader
In 1998 is de uitgave voltooid van de “Handelingen van het Tweede Vaticaans Concilie”. Twintig zware boeken, waarin elk woord, dat op het concilie is gezegd, en alle schriftelijke aanvullingen en opmerkingen daar gemaakt, in staan afgedrukt. En het meest belangrijke boek is het laatste. Het register, waar iedere interventie van elke bisschop in staat aangegeven.
Het zou de moeite waard zijn het register eens zorgvuldig na te pluizen op wat de Nederlandse bisschoppen ‘op hun naam hebben staan’, en dat eens te vertalen en uit te geven. Bij kardinaal Alfrink staan de meeste verwijzingen, hij was tenslotte één van de voorzitters. Maar dan volgt, ver boven de anderen uit, Mgr. Van Dodewaard. Hij wordt vaker genoemd dan de toenmalige aartsbisschop Woytila. En meestal slaat de vermelding niet op een naamsvermelding als aanwezige terug, maar op een uitgebreide interventie, op een toespraak of een toelichting van enkele bladzijden druks.
Mgr.P.A.Nierman, toen bisschop van Groningen, heeft in de jaren van het concilie meermalen verklaard, dat hij zich niet intens met alle zaken van het concilie kon bezig houden. Hij had ook nog een bisdom te besturen. Van hem staat maar één interventie vermeld, 28 september 1964. Een overigens uitstekend kort betoog over de verhouding tussen christenen, joden en moslims.
Maar mgr. J. van Dodewaard - in het register bij de V van Van Dodewaard te vinden - wordt al bij het begin van het concilie in de theologische commissie gekozen. Met 1537 van de 2167 uitgebrachte stemmen. Naast kopstukken als de kardinalen König en Léger. Later wordt de Haarlemmer bisschop voorzitter van de commissie, en leidt hij de slotbespreking.
Op 21 november 1962 spreekt hij namens de Nederlandse bisschoppen over het schema: De bronnen van de openbaring (De fontibus revelationis). Hij wijst een aparte traditie als geloofsbron af: ‘de levende stem van de Kerk gaat uit van de Schrift’ zo betoogt hij. En hij stelt voor de titel van het schema te veranderen. Niet meer: over de bronnen van de openbaring (De fontibus revelationis), maar: Over de openbaring en hoe die tot ons gekomen is (De revelatione eisque transmissione).
Op 2 oktober 1963 spreekt hij over het mysterie van de kerk. Hij wil dat de kerk van haar leden vraagt, dat ze ‘de Zoon van God als Verlosser erkennen’, en dat ze ‘de H.Schrift als norm van geloof en leven in ere hebben en houden’.
In september 1965 leidt hij, als voorzitter van de theologische commissie, de slotbesprekingen. Over de aangebrachte veranderingen wordt bij zitten en opstaan gestemd. Zo over zijn zeer bijzondere vakgebieden, de bijbelwetenschappen: ‘De kerk is gebouwd op het fundament van de apostelen en de profeten.’ ‘De historie van het heil is in de boeken van het Oude Testament besloten’. De verslagen vermelden alleen dat bij ‘Ja’ een groot aantal vaders opstaat, bij ‘nee’ een zeer klein aantal.
Op 19 september 1965 leidt de bisschop van Haarlem de eindstemming. Uitgebracht: 2109 stemmen, 1777 vóór. Tegen praktisch niemand, veel blanco of ongeldig. Na de stemming volgt een langdurig applaus, als men het deftige Latijn ‘gewoon’ vertaalt.
De bisschop van Haarlem heeft zich uitgeleefd op het concilie. Misschien ook in de letterlijke betekenis. Bekend is, dat vele zeer druk bezette schoolhoofden bij hun pensioen in juli uitvoerig afscheid nemen, en na de vakantie, bij het begin van het nieuwe schooljaar, soms plotseling overlijden. Misschien is bij mgr. Van Dodewaard het wegblijven van de drukke Romeinse bezigheden ook mede de oorzaak geweest van zijn plotseling overlijden. Op 9 maart 1966, nog geen halfjaar na de sluiting van het concilie, werd mgr.Van Dodewaard in zijn bed dood gevonden.
|