Saturday 11 May 2024

Zevende Zondag Paastijd

 

In die tijd sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en bad: Heilige Vader, bewaar in uw Naam  hen die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij één mogen zijn zoals Wij.
Toen Ik bij hen was, bewaarde Ik in uw Naam hen die Gij Mij hebt gegeven. Ik heb over hen gewaakt
en niemand van hen is verloren gegaan, behalve de man des verderfs, want de Schrift moest vervuld worden.
Maar nu kom Ik naar U toe en nog in de wereld zeg Ik dit, opdat zij mijn vreugde ten volle in zich zouden bezitten.
Ik heb hen uw woord meegedeeld, maar de wereld heeft hen gehaat,  omdat zij niet van de wereld zijn, zoals Ik niet van de wereld ben.
Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad.
Zij zijn niet van de wereld, zoals Ik niet van de wereld ben.
Wijd hen U toe in de waarheid. Uw woord is waarheid.
Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt, zo zend Ik hen in de wereld,
en omwille van hen wijd Ik Mij aan U, opdat ook zij in waarheid aan U toege­wijd mogen zijn
 
Beste vrienden,

Wat betekent het om christen te zijn? Een diepe vraag waar veel mensen mee kunnen worstelen. Er was zelfs deze week felle discussie over in de kranten, en ook de kerkleiding deed er aan mee. 

“Wat vraagt mijn geloof van mij”, “wat is het dat ik geloven moet”, “wat moet ik met de Kerk, wat is mijn rol daarin” en bovenal, of althans, ik hoor het vaak “wat moet ik doen?”

Het Evangelie van vandaag geeft ons een paar aanwijzingen waar we het antwoord mogen vinden.

Bij het voorbereiden van deze preek viel mijn oog op de zin “Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt, zo zend Ik hen in de wereld”. Wat een rijk woord krijgen we vandaag. Er zit zoveel in. Ik wil er graag drie dingen kort even uithalen.

Ten eerste: wij zijn als christenen iets aparts, we zijn niet zomaar een bevolkingsgroep, zeker geen etniciteit of iets dergelijks, maar we zijn als christenen samengeroepen om in de wereld  gezonden te worden. Wij zijn mensen met een opdracht van God, of misschien beter gezegd: een missie. Bij het woord ‘missie’ denken we aan het verre buitenland, of geheim agenten, die hebben ook een missie. Maar wij zijn geen geheime agenten, er is niks geheims aan wat wij doen, wij zijn openbare agenten, met een missie van God, met een opdracht die we niet zelf bedacht hebben, maar van God gekregen hebben, door Jezus Christus.   

Ten tweede: omdat wij die opdracht door Jezus van God krijgen zijn wij ook met hem verbonden. We krijgen onze missie niet op een goede dag op ons bordje geschoven om daarna aan ons lot overgelaten te worden ("deze boodschap vernietigt zichzelf in twintig seconden!"): we zijn altijd verbonden met Jezus en door hem met God. 

In gebed, in de sacramenten die wij samen vieren, als we samen komen in de Kerk, als we proberen Zijn wil te doen, dan is Hij er altijd bij. Ook als we ons eenzaam voelen mogen we ons dat voor ogen houden. Ons gevoel heeft niet het laatste woord, er is altijd iemand bij je, juist als het moeilijk gaat, als je niet meer weet hoe het verder moet met je missie, of zelfs maar met je leven. Het omgekeerde is ook het gevoel, als je vreugde voelt in je leven, er gebeuren mooie dingen waar je blij om kan zijn, dan deel je die momenten ook met Hem en Hij wil je zowel troosten als met je meegenieten, naar gelang wat het is wat je voelt. 

Ten derde: we moeten onze missie in de wereld uitvoeren. We zijn op missie, van God, in een ander gebied dan waar we vandaan komen. Wij zijn, een bekend woord, wel in de wereld maar niet van de wereld. Die woorden zijn zo bekend dat ze dooddoeners geworden zijn. Dat is jammer als een levend woord een dooddoener wordt. Dat is de bedoeling niet. 

Over deze tekst ga ik later nog eens uitvoeriger preken er is heel veel over te zeggen, dus ik laat het met één opmerking hierover.

Deze tekst, dat we in de wereld zijn, maar niet van de wereld, is onze onafhankelijkheidsverklaring. Het betekent dat wat andere mensen ook van ons vinden, we daar ten diepste niks van hoeven aan te trekken, als we maar trouw zijn aan onze missie van God. Wij vallen niet onder een ministerie van Godsdienstzaken, of onder wat de burgemeester van ons vindt. We moeten geen bezoekregeling afspreken om bij Jezus Christus te mogen zijn, dat je in de rij moet staan voor een loket voordat dat mag. Zelfs in landen waar je niet vrij je godsdienst uit mag oefenen kan niemand je verbieden om met God te praten in gebed. Ze zouden het graag willen, maar er is geen dictator die het kan!

We hebben geen toestemming nodig van wie dan ook om op missie te gaan, om met God te mogen zijn. We zijn als christenen altijd vrij om bij Jezus Christus te mogen horen. Verder zijn wie niemands eigendom.

Als we deze drie dingen beseffen: dat we mensen zijn met een missie, dat we op die missie altijd verbonden zijn met God door Jezus Christus en dat we verder ten diepste van niemand met macht, geld en aanzien afhankelijk zijn, dan zijn we er klaar voor, dan mogen we elke dag op nieuw zoeken naar kansjes – groot of klein – om iets van die missie waar te maken.

Amen.

 

Thursday 9 May 2024

Hemelvaart 2024

(Nadat Hij in de vroege morgen van de eerste dag van de week verrezen was, verscheen Hij het eerst aan Maria Magdalena, uit wie hij zeven duivels had uitgedreven. Deze ging het vertellen aan hen die zijn metgezellen waren geweest en nu rouwden en weenden.  Maar toen die hoorden, dat Hij leefde en door haar gezien was, geloofden ze het niet. Daarna verscheen Hij in een andere gedaante aan twee van hen, toen deze te voet op weg waren, naar buiten.  Nadat dezen teruggekeerd waren, vertelden ze het aan de overigen, maar zelfs zij werden niet geloofd.  Later verscheen Hij aan de elf, terwijl zij aan tafel aanlagen. Hij maakte hun een verwijt van hun hardnekkig ongeloof, omdat zij geen geloof hadden geschonken aan degenen die Hem gezien hadden, nadat Hij verrezen was.) Daarop sprak Hij tot hen: “Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het evangelie aan heel de schepping. Wie gelooft en gedoopt is, zal gered worden, maar wie niet gelooft zal veroordeeld worden. En deze tekenen zullen de gelovigen vergezellen: in mijn Naam zullen ze duivels uitdrijven, nieuwe talen spreken, slangen opnemen; zelfs als ze dodelijk vergif drinken zal het hun geen kwaad doen; en als ze aan zieken de handen opleggen, zullen deze genezen zijn.” Nadat de Heer Jezus aldus tot hen gesproken had, werd Hij ten hemel opgenomen en zit aan de rechterhand van God. Maar zij trokken uit om overal te prediken, en de Heer werkte met hen mee en schonk kracht aan hun woord door de tekenen die het vergezelden. 

 

Beste vrienden,

 

Ik wijk deze zondag een klein beetje af van het voorgeschreven Evangelie en zal eerst kort uitleggen waarom ik dat doe. Het stuk wat wij gelezen hebben vormt één verteleenheid. Het begint met de eerste verschijningen van Pasen, vervolgens herneemt het de verschijning van Jezus aan de elf apostelen en legt de context daarvan uit. Pas dan begint Jezus aan zijn korte redevoering. Het lectionarium heeft de inleiding, en daarmee de hele context er uitgehaald. Maar daar wordt de redevoering zelf niet begrijpelijker van. Marcus is namelijk al van zichzelf een extreem compacte schrijver. Elk woord staat op de goede plaats. Als je daarin gaat knippen wordt de lezing onhelder. De perikoop vliegt dan over onze hoofden als een vlieger zonder draad. Die gaat ook de Hemel in maar dan vooral over onze hoofden heen. We kijken dan wel verbluft omhoog, maar we worden niet op onze eigen plaats gewezen.  

We hernemen de zaak dus even vanaf het begin.

En dan zien we wat deze lezing eigenlijk is, om te beginnen een kernachtige samenvatting van wat Pasen is tot aan Hemelvaart toe. Het is geen opsomming van gebeurtenissen, en gesprekken – die worden alleen even kort samengevat – en dat alles heeft één doel: het is een dynamische schets, het beschrijft een Beweging: één gebeurtenis, in drie aspecten.

Jezus is in beweging

Ons geloof is in beweging

Wij zijn (als kerk) in beweging.

Geen er van kun je in isolement bekijken. Ze horen bij elkaar! Maar ze hebben wel een volgorde. Het één gaat voor (in tijd, dan wel in prioriteit) op het andere.

Allereerst: Jezus is in beweging.

Pasen begint bij het graf. Overal ter wereld vind je graven van wijze mannen, wijze vrouwen. Mensen die uit hun liefderijke inspiratie een boodschap van wijsheid en vrijheid brachten. En als deze mensen aan het eind van hun leven kwamen – of dit nu vroeg of laat was – bleven mensen naar die graven komen, om samen te praten over wie hij of zij was, wat hij betekende. Om zijn woorden weer in te oefenen. Dat gebeurde in Europa, in Azië in Afrika. Overal.

Maar Jezus is niet gekomen om in de eerste plaats woorden te brengen, een boodschap of een leer. Hij brengt zichzelf. Hij openbaart God in zichzelf. Het Koninkrijk dat hij verkondigt is Hijzelf. Wie Jezus ziet, ziet de Vader. En het Koninkrijk van God sla je niet blijvend neer. Was Jezus niet verrezen, dan was Hij ook niet de levende openbaring van God geweest, dan was het Evangelie (dat vanaf vandaag, de dag van Hemelvaart verkondigd moet worden) krachteloos. Zonder de ene God-gedreven beweging vanuit het graf, naar de leerlingen toe, en dan op naar God in de Hemelvaart is er geen boodschap om door te geven. Paulus zegt: “En wanneer Christus niet is verrezen, is onze prediking zonder inhoud en uw geloof eveneens.” (1 Korinthen 15: 14)

Jezus Christus is geen granieten monument waar we plechtig omheen lopen. De woorden van de Bijbel, de woorden van Jezus, zijn niet op steen gegrift om als dode woorden nog de schijn van eeuwigheid op te wekken[1]. Jezus Christus is de levende realiteit van God-onder-de-mensen. Hij is in beweging. Hij blijft niet in het graf. Hij is in beweging, Hij verschijnt aan de leerlingen, maar blijft daar niet plakken als een soort Hologram. Hij is in beweging! Hij gaat op naar de Vader! Hij gaat ons voor. En Hij gaat níet naar de Vader om daar vastgelijmd te zitten aan een gouden troon! Nee! Hij is in beweging! Hij beweegt ons! Dat blijft Hij doen. De Hemel, zo hebben wij dat beeld misschien in ons hoofd, is geen bejaardenhuis! De Hemel is een plaats van eindeloze goddelijke kracht en beweging. De heiligen in de hemel zítten niet op wolkjes. Ze zijn hard aan het werk! Meer dan ooit, bevrijd van alles wat hen beperkte![2] Zolang er wat te doen is, zijn zij er bij, en dat zijn dan nog maar de Heiligen. Dan kunnen we toch niet denken dat Jezus verdwijnt om niks te doen?

Die brandende activiteit, die oneindige beweging, voelen we ook terug  in de woorden van Jezus. Dat zijn geen kostbare relieken, zoals we die met eerbied, in gouden schrijnen vereren in onze kerk. Zijn woorden zijn ook beweging. Ze bewegen ons. Ze kunnen niet anders dan beweging zijn: zijn woorden staan niet op steen of perkament, maar zijn geest en leven.

De ontmoeting met de Heer brengt ook ons in beweging, allereerst ons innerlijk. Er moet wat gebeuren in ons hart. We moeten tot geloof komen. Het woord van Jezus, de levende realiteit, moet in onszelf gaan leven. Dan worden Zijn woorden ook geschreven op ons hart. Dan worden wij levende brieven.

Waaruit blijkt de beweging van de Heer in ons leven. Hoe kunnen we dat zien, dat levende woord in ons hart?

De vrouwen (hier samengebald in Maria Magdalena) vinden het graf leeg. Zij is de enige die hier met naam genoemd wordt. Alle anderen worden collectief aangesproken, zij alleen bij haar naam. Ook in het Paasevangelie van Johannes is dat zij alleen wordt met haar naam aangesproken.

En wat is een naam? Het is een levend woord! Hoe afgeleid je ook bent, hoe verzonken in bezigheden en drukte, als iemand je naam noemt ben je wakker. In de Hemel krijgen we allemaal een nieuwe naam (Openbaring 2:17), dat wil zeggen een nieuw leven.

Om maar te zeggen, als we Jezus’ woorden los gaan maken, in steen gaan beitelen, beschouwen als een wijsheidsleer. Dan houden we niks over – want alles steunt op de levende ontmoeting met Hem die onze naam noemt. Om herboren te worden[3], nieuw leven te krijgen. Pas dán kun je werkelijk op pad gaan, werkelijk een taak op je nemen. Taken pakken zonder nieuw leven, dat is hooguit voorbereiding op het échte werk.

De ontmoeting met Jezus moet ons veranderen. Als alles hetzelfde blijft moeten we ons afvragen of er ook écht iets gebeurd is, echt iets verricht is. Maria Magdalena is op slag veranderd na haar ontmoeting met de Heer. Dat in tegenstelling tot de leerlingen. Die willen hun wereldbeeld nog niet loslaten. Er staat niet in het evangelie wat dat dan is, gebrek aan durf misschien? Het maakt niet uit. Welke reden we ook hebben om niet te geloven, niet herboren te worden, het Koninkrijk Gods dat in ons is (Lucas 17:21) verborgen te houden in de schaduw van ons hart, ze zijn allemaal verkeerd en we moeten worden wakker geschud net als de leerlingen zelf moesten worden wakker geschud. Ze moeten hun nieuwe bestaan, hun herboren-zijn in het geloof zien, herkennen, aanvaarden. Het geloof is niet een elegant   sausje bovenop een comfortabel leventje! Of een kruk voor mensen die anders niet overeind kunnen blijven! Daar heeft het uiteindelijk niks mee van doen. Moeilijk te vatten? Nou, de leerlingen waren er ook niet in één keer!

Maar we kunnen dus niet zeggen: oh, de leerlingen, die hadden zoveel voor op ons, dat zijn giganten van het geloof, daar komen wij niet aan. Dus wij kunnen achterover zitten en een beetje uitbollen, en met wat wind mee en een paar genadezesjes onderweg komen we wel (net) over de streep. Nee. Er zit meer in je!

Wordt wakker! De mooie traditie van het dauwtrappen op Hemelvaart heeft ook een geestelijke betekenis. Niet sluimeren! Blijf weg van de snooze-knop! Het geloof is een dringende zaak!

Het is dringend voor onszelf, maar ook voor alles wat wij doen. Mensen hebben ons nodig! Want de derde fase van de Beweging vooronderstelt dat wij onszelf kennen als nieuwe, bevrijde mensen. Pas als we leven uit geloof kunnen we de taak aangaan die wij als Kerk hebben: uitgaan over heel de wereld, en het Evangelie verkondigen. Als de woorden in ons gaan leven, dan zijn wij niet enkel ontvangers van de boodschap. Dan worden Zijn woorden ook geschreven op ons hart. Dan worden wij levende brieven. Anderen kunnen ons lezen, het vuurtje slaat dan over!

Wat we ook doen: besturen, vertellen, mensen bezoeken, voor de muziek zorgen, of voor de bloemen. Het werk is eindeloos, er is altijd wat te doen in de wijngaard. Maar het moet wel gebeuren. En het gebeurt ook met ons en door ons.  

Ook het geloof, de nieuwe werkelijkheid van onze relatie met God, is dus een beweging. Het is niet iets statisch. Het is niet een idee dat je hebt en in je hoofd kan bewaren. Het is geen afstandelijke zekerheid zoals dat je zeker weet dat de zon morgen opgaat, het is levend. Het doet met ons[4], en het moet ons activeren. We hoeven niet allemaal vrijwilliger te worden (…) dat is ook maar één wijze van actief zijn, als we maar meegenomen worden in die beweging.

Die opdracht is er voor iedereen, en is gericht op iedereen. We zijn er nooit alleen voor onszelf, want de boodschap is groter dan onszelf.

Wij zijn geworteld waar wij zijn, gevormd door onze cultuur, verweven met ons land en onze taal. Maar wij zijn in beweging naar iedereen toe, tot heil van iedereen. Iedere christen heeft het recht om nuttig te zijn, nodig te zijn, bij te dragen aan het welzijn van alle mensen. Wordt nooit moe het goede te doen! Nooit moeten wij zeggen: wij zijn er voor die, maar niet voor die. Wij zijn er voor deze groep, maar niet voor hen. Stel je voor dat Willibrord had gezegd: wij zijn beschaafde Ieren, we willen niks te maken hebben met die moerasbarbaren aan de Noordzee die in berenvellen dansen om hun toverstruik. Daar gaan wij niet heen!

Zo waren zij niet, want de Heer dreef hen voort. Willen wij naar boven, dan moeten wij eerst naar buiten. God zelf vuurt ons aan.

Amen! Zalig Hemelvaart!



[1]

I met a traveller from an antique land,

Who said—“Two vast and trunkless legs of stone

Stand in the desert. . . . Near them, on the sand,

Half sunk a shattered visage lies, whose frown,

And wrinkled lip, and sneer of cold command,

Tell that its sculptor well those passions read

Which yet survive, stamped on these lifeless things,

The hand that mocked them, and the heart that fed;

And on the pedestal, these words appear:

My name is Ozymandias, King of Kings;

Look on my Works, ye Mighty, and despair!

Nothing beside remains. Round the decay

Of that colossal Wreck, boundless and bare

The lone and level sands stretch far away.

(Percy Bysshe Shelley: Ozymandias

 

[2] “Ik wil mijn Hemel doorbrengen met goed te doen op aarde. Nee, ik zal mij geen rust gunnen tot het einde der wereld. Eerst als de Engel gezegd zal hebben: “ Er is geen tijd meer” zal ik uitrusten en zal ik kunnen genieten, omdat dan het getal der uitverkorenen vol zal zijn.” (Thérèse van Lisieux) 

 

[3] Want hoe kun je een nieuwe naam krijgen als je niet opnieuw geboren bent? En wat zou een nieuwe naam kunnen betekenen meer dan onze oude naam als je niet herboren wordt van boven, van-God-uit. 

 

[4] “Hij doet met ons, Hij gaat ons in en uit.
Heeft in zijn handen onze naam geschreven.

De Heer wil ons bewonen als zijn huis,
plant als een boom in ons zijn eigen leven”

wil met ons spelen, neemt ons tot zijn bruid
en wat wij zijn, Hij heeft het ons gegeven.

Huub Oosterhuis: De Heer heeft mij gezien en onverwacht


Friday 3 May 2024

Zesde Zondag Paastijd B - Bevrijdingsdag - Mirakel van Alkmaar

Bevrijding van Alkmaar, mei 1945

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Zoals de Vader Mij heeft liefgehad,
zo heb ook Ik u liefgehad.
Blijft in mijn liefde.
Als gij mijn geboden onderhoudt,
zult gij in mijn liefde blijven,
gelijk Ik, die de geboden van mijn Vader heb onderhouden,
in zijn liefde blijf.
Dit zeg Ik u,
opdat mijn vreugde in u moge zijn
en uw vreugde volkomen moge worden.
Dit is mijn gebod,
dat gij elkaar liefhebt, zoals Ik u heb liefgehad.
Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze,
dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden.
Gij zijt mijn vrienden als gij doet wat Ik u gebied.
Ik noem u geen dienaars meer,
want de dienaar weet niet wat zijn heer doet,
maar u heb Ik vrienden genoemd,
want Ik heb u alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb gehoord.
Niet gij hebt Mij uitgekozen maar Ik u,
en Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan
en vruchten voort te brengen die blijvend mogen zijn.
Dan zal de Vader u geven
al wat gij Hem in mijn Naam vraagt.
Dit is mijn gebod,
dat gij elkaar liefhebt.”

 

Beste vrienden,

De Meidagen zijn in Nederland zwanger van betekenis. We leven in de Paastijd, we gaan op naar Hemelvaart. In Alkmaar vieren we het Mirakel van Alkmaar – het eucharistische wonder waarin de wijn in de handen van de onwaardige priester Folkert in 1429 werkelijk in bloed veranderde.

En dan is het vandaag ook bevrijdingsdag. We herdenken onze doden in de avond van vier mei en vieren vandaag onze bevrijding. Over de betekenis van vier en vijf mei is steeds meer discussie. Dat is een teken dat ons niet meer duidelijk voor ogen staat wat oorlog, onderdrukking en bevrijding betekenen.

De generatie die de oorlogsjaren doorleeft heeft is voor het grootste deel heengegaan. Zij kunnen het ons niet meer vertellen. De generaties die er na komen hebben het te druk met zichzelf. Veel mensen willen alleen denken aan wat net op dat moment in hun hoofd opkomt, of wat er net toevallig op tv is.

“Ik herdenk wel wie ik wil”, hoor je dan vaak terug. Dat klinkt als woorden van vrijheid, maar het is een uiting van geestelijke leegte. Als het namelijk om grote, belangrijke zaken gaat, zaken die ons hele land aangaan, dan gaat het even niet om wat jij wil. Wij zijn niet op de wereld gezet om alleen maar onze eigen individualiteit uit te leven. De boodschap van de Bijbel is altijd geweest dat je alleen jezelf kan zijn vanuit je concrete verbondenheid met God en de naaste. Wij zijn geen individuen maar personen. Individuen bestaan zogenaamd op zichzelf maar personen weten dat ze alleen zichzelf kunnen zijn wanneer ze met anderen verbonden zijn.  

Integendeel: zoals de meest rabiate vrij-denkers zijn juist het vaakst in de ban van tweede en derdehands ideeën, en zo praten ook de zogenaamd meest vrije individuen het makkelijkst anderen na. 

We kunnen nu eenmaal niet onverbonden zijn, hoe hard we het ook proberen. We kunnen alleen kiezen of we deze verbondenheid willen zien en willen beleven óf juist niet. Als we dat niet kunnen of niet willen, dan zijn we onvrij: onbewuste slaven van elke prikkel die ons voortdrijft.

In het Evangelie van vandaag vertelt Jezus de leerlingen dat  

Ik noem u geen dienaars meer,
want de dienaar weet niet wat zijn heer doet,
maar u heb Ik vrienden genoemd,
want Ik heb u alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb gehoord.

Het verschil tussen een dienaar en een vriend is fundamenteel. De dienaar moet aan zijn dagelijkse bezigheden maar wordt verder niks verteld. Hij weet niet wat hij doet, waarom hij het doet, of het goed is wat hij doet. Hij gelóóft dat misschien wel (of niet, natuurlijk), maar wat hij denkt maakt in het grotere plaatje niet zo heel veel uit. Of hij zich vrij waant of niet, hij weet ten diepste niet wat zijn verhouding is tot hetgeen hij doet. Zij blijven in het donker en ontvangen hooguit loon naar werken. Zelfs als hij opstandig zijn werk weigert is hij niet vrij, hij is hooguit een slechte dienaar.

Daarom zijn onvrije mensen ook vaak zo fanatiek. Hun vuur, hun agressie, hun provocaties en de zogenaamde “absolute zekerheid” waarmee ze zich op anderen werpen verbergt juist hoe ver ze zich van elke échte overtuiging, échte wijsheid, échte zekerheid, échte banden bevinden. Een extremist verspreidt nooit vrijheid, hij zal altijd anderen proberen onder zijn eigen juk te brengen. Voor mensen met een slavenziel is wérkelijke  vrijheid onverdraaglijk. Zelfs als ze een keer aan een goede kant staan pleit dat nog steeds niet voor hen. (Zoals TS Eliot ooit dichtte: 'The last temptation is the greatest treason: To do the right deed for the wrong reason")

Onder vrienden is dat anders. Vrienden leggen hun hart bloot aan elkaar. Ze kennen elkaar, ze houden rekening met elkaar. Ze leven vanuit hun band met elkaar. Ze kunnen van elkaar aan. Zelfs wanneer ze fouten maken doen ze dat te goeder trouw. Ze kunnen bladzijden omslaan en samen aan een nieuw verhaal beginnen.

Het verschil is zo groot als dag en nacht: als we dienaren zijn, slaven met een verduisterde geest die leven uit onwetendheid, maakt het voor je identiteit niet uit voor wie je je nu weer inspant. Een verandering van meester zal jou niet veranderen. Je krijgt het hooguit wat beter of wat slechter, maar je status verandert niet. Je blijft in het duister, je weet niet wat je doet. Je bent onvrij.

Maar als de meester een vriend wordt, verandert je hele werkelijkheid. Wat je daarna ziet en hoort  kun je niet meer ontzien. Vriendschap maakt van jou een ander mens. Niet omdat je hard hebt geschreeuwd, mensen hebt geïntimideerd of wild om je heen hebt geslagen, dingen die mensen met een slavenziel doen, maar omdat je relaties met anderen fundamenteel veranderd zijn. Van dienaar tot vriend worden is een werkelijke bevrijding.

Wanneer wij onder elkaar zijn kunnen wij er voor kiezen om aan onze relaties te werken, vrienden te worden – binnen de grenzen van de redelijkheid. Met de een gaat dat makkelijk, met de ander wat lastiger en, helaas, er zijn mensen met wie het niet klikt. Zo is het leven.

Maar vriendschap met God? Zo`n vriendschap kunnen wij niet zelf aangaan. Het zou belachelijk zijn als we het zouden proberen. Ik probeer me voor te stellen, dat voelt een beetje alsof je de Koning zou aanspreken alsof je nog met hem geknikkerd had. Nu draai je daar in Nederland niet voor in het gevang, en misschien vinden sommige mensen het zelfs grappig, maar ieder welopgevoed mens zou het niet passend vinden (en je zou denk ik niet meer worden uitgenodigd worden op het paleis).

En dat is nog maar de Koning! De Koning is alleen maar een belangrijk mens – en als mens lijkt hij niet heel erg op God. God is immers alwetend, almachtig, verheven boven elke tijd en plaats, Schepper van alle dingen die we zien, en alles wat we niet eens kunnen vermoeden dat het er is. Onmetelijk, onvatbaar. Het is makkelijk te denken, van zo`n wezen kun je alleen maar de minste, allerlaagste slaaf zijn. Daar moet je jezelf compleet aan onderwerpen. Daar zijn hele overtuigingen op gebouwd, op dat idee.

Maar de werkelijkheid is nog onvatbaarder dan de glorie van God. Hij komt naar ons toe, toont zich in Jezus Christus, en noemt je een vriend, wanneer je wil leven vanuit die band van vriendschap. Dat is pas bevrijding. Je kan er een heel leven over doen om de betekenis van die vrijheid te leren en toe te passen. Dat is van een hele andere orde dan enkel maar vrij zijn in een vrij land. Hoe goed en belangrijk dat ook is, en hoezeer we dat ook mogen – en moeten – vieren.

Dat de onmetelijke, ondenkbare God vriend wil zijn, is een boodschap waar we niet zelf bij kunnen komen. Dat moet ons gegeven worden. Die boodschap kan enkel worden voortgeleefd door een God die mens wordt, die vlees en bloed wordt – en dat vlees en bloed niet voorzichtig wil behouden maar aan het kruis en ín het sacrament geeft. Dat teken moet doorbreken. Je gaat het pas zien als je het doorhebt.

Voor de priester Folkert, in 1429, kwam dat moment toen de wijnvlek een bloedvlek bleek. Jezus toonde zich in zijn meer-dan-eucharistische gedaante. Dat moment vieren we nog steeds.

We vieren dat we geen dienaren meer genoemd worden, maar vrienden. Wij kennen de Heer, wij weten wat Hij doet. Voor ons en de hele wereld. Laten wij Hem volgen.

Amen.