(Nadat Hij in de vroege morgen van de eerste dag van de week verrezen was,
verscheen Hij het eerst aan Maria Magdalena, uit wie hij zeven duivels had
uitgedreven. Deze ging het vertellen aan hen die zijn metgezellen waren geweest
en nu rouwden en weenden. Maar toen die hoorden, dat Hij leefde en door
haar gezien was, geloofden ze het niet. Daarna verscheen Hij in een andere
gedaante aan twee van hen, toen deze te voet op weg waren, naar buiten.
Nadat dezen teruggekeerd waren, vertelden ze het aan de overigen, maar zelfs
zij werden niet geloofd. Later verscheen Hij aan de elf, terwijl zij aan
tafel aanlagen. Hij maakte hun een verwijt van hun hardnekkig ongeloof, omdat
zij geen geloof hadden geschonken aan degenen die Hem gezien hadden, nadat Hij
verrezen was.) Daarop sprak
Hij tot hen: “Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het evangelie aan heel
de schepping. Wie gelooft en gedoopt is, zal gered worden, maar wie niet
gelooft zal veroordeeld worden. En deze tekenen zullen de gelovigen
vergezellen: in mijn Naam zullen ze duivels uitdrijven, nieuwe talen spreken,
slangen opnemen; zelfs als ze dodelijk vergif drinken zal het hun geen kwaad
doen; en als ze aan zieken de handen opleggen, zullen deze genezen zijn.” Nadat
de Heer Jezus aldus tot hen gesproken had, werd Hij ten hemel opgenomen en zit
aan de rechterhand van God. Maar zij trokken uit om overal te prediken, en de
Heer werkte met hen mee en schonk kracht aan hun woord door de tekenen die het
vergezelden.
Beste vrienden,
Ik wijk deze zondag een klein beetje af van het
voorgeschreven Evangelie en zal eerst kort uitleggen waarom ik dat doe. Het
stuk wat wij gelezen hebben vormt één verteleenheid. Het begint met de eerste
verschijningen van Pasen, vervolgens herneemt het de verschijning van Jezus aan
de elf apostelen en legt de context daarvan uit. Pas dan begint Jezus aan zijn
korte redevoering. Het lectionarium heeft de inleiding, en daarmee de hele
context er uitgehaald. Maar daar wordt de redevoering zelf niet begrijpelijker
van. Marcus is namelijk al van zichzelf een extreem compacte schrijver. Elk
woord staat op de goede plaats. Als je daarin gaat knippen wordt de lezing
onhelder. De perikoop vliegt dan over onze hoofden als een vlieger zonder
draad. Die gaat ook de Hemel in maar dan vooral over onze hoofden heen. We
kijken dan wel verbluft omhoog, maar we worden niet op onze eigen plaats gewezen.
We hernemen de zaak dus even vanaf het begin.
En dan zien we wat deze lezing eigenlijk is, om te
beginnen een kernachtige samenvatting van wat Pasen is tot aan Hemelvaart toe. Het
is geen opsomming van gebeurtenissen, en gesprekken – die worden alleen even kort
samengevat – en dat alles heeft één doel: het is een dynamische schets, het beschrijft
een Beweging: één gebeurtenis, in drie aspecten.
Jezus is in beweging
Ons geloof is in beweging
Wij zijn (als kerk) in beweging.
Geen er van kun je in isolement bekijken. Ze horen bij
elkaar! Maar ze hebben wel een volgorde. Het één gaat voor (in tijd, dan wel in
prioriteit) op het andere.
Allereerst: Jezus is in beweging.
Pasen begint bij het graf. Overal ter wereld vind je
graven van wijze mannen, wijze vrouwen. Mensen die uit hun liefderijke inspiratie
een boodschap van wijsheid en vrijheid brachten. En als deze mensen aan het
eind van hun leven kwamen – of dit nu vroeg of laat was – bleven mensen naar
die graven komen, om samen te praten over wie hij of zij was, wat hij betekende.
Om zijn woorden weer in te oefenen. Dat gebeurde in Europa, in Azië in Afrika.
Overal.
Maar Jezus is niet gekomen om in de eerste plaats
woorden te brengen, een boodschap of een leer. Hij brengt zichzelf. Hij
openbaart God in zichzelf. Het Koninkrijk dat hij verkondigt is
Hijzelf. Wie Jezus ziet, ziet de Vader. En het Koninkrijk van God sla je
niet blijvend neer. Was Jezus niet verrezen, dan was Hij ook niet de levende
openbaring van God geweest, dan was het Evangelie (dat vanaf vandaag, de dag
van Hemelvaart verkondigd moet worden) krachteloos. Zonder de ene God-gedreven
beweging vanuit het graf, naar de leerlingen toe, en dan op naar God in de Hemelvaart
is er geen boodschap om door te geven. Paulus zegt: “En
wanneer Christus niet is verrezen, is onze prediking zonder inhoud en uw geloof
eveneens.” (1 Korinthen 15: 14)
Jezus Christus is geen granieten
monument waar we plechtig omheen lopen. De woorden van de Bijbel, de woorden
van Jezus, zijn niet op steen gegrift om als dode woorden nog de schijn van
eeuwigheid op te wekken.
Jezus Christus is de levende realiteit van God-onder-de-mensen. Hij is in
beweging. Hij blijft niet in het graf. Hij is in beweging, Hij verschijnt aan
de leerlingen, maar blijft daar niet plakken als een soort Hologram. Hij is in beweging!
Hij gaat op naar de Vader! Hij gaat ons voor. En Hij gaat níet naar de Vader om
daar vastgelijmd te zitten aan een gouden troon! Nee! Hij is in beweging! Hij
beweegt ons! Dat blijft Hij doen. De Hemel, zo hebben wij dat beeld misschien
in ons hoofd, is geen bejaardenhuis! De Hemel is een plaats van eindeloze goddelijke
kracht en beweging. De heiligen in de hemel zítten niet op wolkjes. Ze
zijn hard aan het werk! Meer dan ooit, bevrijd van alles wat hen beperkte! Zolang
er wat te doen is, zijn zij er bij, en dat zijn dan nog maar de Heiligen. Dan
kunnen we toch niet denken dat Jezus verdwijnt om niks te doen?
Die brandende activiteit, die oneindige
beweging, voelen we ook terug in de
woorden van Jezus. Dat zijn geen kostbare relieken, zoals we die met eerbied, in
gouden schrijnen vereren in onze kerk. Zijn woorden zijn ook beweging. Ze
bewegen ons. Ze kunnen niet anders dan beweging zijn: zijn woorden staan
niet op steen of perkament, maar zijn geest en leven.
De ontmoeting met de Heer brengt ook ons
in beweging, allereerst ons innerlijk. Er moet wat gebeuren in ons hart. We
moeten tot geloof komen. Het woord van Jezus, de levende realiteit, moet in onszelf
gaan leven. Dan worden Zijn woorden ook geschreven op ons hart. Dan worden
wij levende brieven.
Waaruit blijkt de beweging van de Heer in ons leven.
Hoe kunnen we dat zien, dat levende woord in ons hart?
De vrouwen (hier samengebald in Maria Magdalena)
vinden het graf leeg. Zij is de enige die hier met naam genoemd wordt. Alle
anderen worden collectief aangesproken, zij alleen bij haar naam. Ook in
het Paasevangelie van Johannes is dat zij alleen wordt met haar naam
aangesproken.
En wat is een naam? Het is een levend woord!
Hoe afgeleid je ook bent, hoe verzonken in bezigheden en drukte, als iemand
je naam noemt ben je wakker. In de Hemel krijgen we allemaal een nieuwe
naam (Openbaring 2:17), dat wil zeggen een nieuw leven.
Om maar te zeggen, als we Jezus’ woorden los gaan
maken, in steen gaan beitelen, beschouwen als een wijsheidsleer. Dan houden we
niks over – want alles steunt op de levende ontmoeting met Hem die onze naam
noemt. Om herboren te worden, nieuw leven te krijgen.
Pas dán kun je werkelijk op pad gaan, werkelijk een taak op je nemen. Taken
pakken zonder nieuw leven, dat is hooguit voorbereiding op het échte werk.
De ontmoeting met Jezus moet ons veranderen. Als alles
hetzelfde blijft moeten we ons afvragen of er ook écht iets gebeurd is, echt
iets verricht is. Maria Magdalena is op slag veranderd na haar ontmoeting met
de Heer. Dat in tegenstelling tot de leerlingen. Die willen hun wereldbeeld nog
niet loslaten. Er staat niet in het evangelie wat dat dan is, gebrek aan durf
misschien? Het maakt niet uit. Welke reden we ook hebben om niet te geloven,
niet herboren te worden, het Koninkrijk Gods dat in ons is (Lucas 17:21) verborgen
te houden in de schaduw van ons hart, ze zijn allemaal verkeerd en we moeten
worden wakker geschud net als de leerlingen zelf moesten worden wakker geschud.
Ze moeten hun nieuwe bestaan, hun herboren-zijn in het geloof zien, herkennen,
aanvaarden. Het geloof is niet een elegant sausje bovenop
een comfortabel leventje! Of een kruk voor mensen die anders niet overeind
kunnen blijven! Daar heeft het uiteindelijk niks mee van doen. Moeilijk te
vatten? Nou, de leerlingen waren er ook niet in één keer!
Maar we kunnen dus niet zeggen: oh, de leerlingen, die
hadden zoveel voor op ons, dat zijn giganten van het geloof, daar komen wij
niet aan. Dus wij kunnen achterover zitten en een beetje uitbollen, en met wat
wind mee en een paar genadezesjes onderweg komen we wel (net) over de streep.
Nee. Er zit meer in je!
Wordt wakker! De mooie traditie van het
dauwtrappen op Hemelvaart heeft ook een geestelijke betekenis. Niet sluimeren!
Blijf weg van de snooze-knop! Het geloof is een dringende zaak!
Het is dringend voor onszelf, maar ook
voor alles wat wij doen. Mensen hebben ons nodig! Want de derde fase van de
Beweging vooronderstelt dat wij onszelf kennen als nieuwe, bevrijde mensen. Pas
als we leven uit geloof kunnen we de taak aangaan die wij als Kerk hebben: uitgaan
over heel de wereld, en het Evangelie verkondigen. Als de woorden in ons
gaan leven, dan zijn wij niet enkel ontvangers van de boodschap. Dan worden Zijn woorden ook geschreven op ons hart. Dan worden wij levende
brieven. Anderen kunnen ons lezen, het vuurtje slaat dan over!
Wat we ook doen: besturen, vertellen, mensen
bezoeken, voor de muziek zorgen, of voor de bloemen. Het werk is eindeloos, er
is altijd wat te doen in de wijngaard. Maar het moet wel gebeuren. En het
gebeurt ook met ons en door ons.
Ook het geloof, de nieuwe werkelijkheid
van onze relatie met God, is dus een beweging. Het is niet iets statisch. Het
is niet een idee dat je hebt en in je hoofd kan bewaren. Het is geen afstandelijke
zekerheid zoals dat je zeker weet dat de zon morgen opgaat, het is levend. Het doet
met ons, en het moet ons
activeren. We hoeven niet allemaal vrijwilliger te worden (…) dat is ook maar
één wijze van actief zijn, als we maar meegenomen worden in die beweging.
Die opdracht
is er voor iedereen, en is gericht op iedereen. We zijn er nooit alleen voor
onszelf, want de boodschap is groter dan onszelf.
Wij zijn
geworteld waar wij zijn, gevormd door onze cultuur, verweven met ons land en onze
taal. Maar wij zijn in beweging naar iedereen toe, tot heil van iedereen. Iedere
christen heeft het recht om nuttig te zijn, nodig te zijn, bij te dragen aan
het welzijn van alle mensen. Wordt nooit moe het goede te doen! Nooit moeten
wij zeggen: wij zijn er voor die, maar niet voor die. Wij zijn er voor deze
groep, maar niet voor hen. Stel je voor dat Willibrord had gezegd: wij zijn
beschaafde Ieren, we willen niks te maken hebben met die moerasbarbaren aan de
Noordzee die in berenvellen dansen om hun toverstruik. Daar gaan wij niet heen!
Zo waren zij
niet, want de Heer dreef hen voort. Willen wij naar boven, dan moeten wij eerst
naar buiten. God zelf vuurt ons aan.
Amen! Zalig
Hemelvaart!
I met a traveller from an
antique land,
Who said—“Two vast and
trunkless legs of stone
Stand in the desert. . .
. Near them, on the sand,
Half sunk a shattered
visage lies, whose frown,
And wrinkled lip, and
sneer of cold command,
Tell that its sculptor
well those passions read
Which yet survive,
stamped on these lifeless things,
The hand that mocked
them, and the heart that fed;
And on the pedestal,
these words appear:
My name is Ozymandias,
King of Kings;
Look on my Works, ye
Mighty, and despair!
Nothing beside remains.
Round the decay
Of that colossal Wreck,
boundless and bare
The lone and level sands
stretch far away.
(Percy Bysshe Shelley: Ozymandias)